LP21/LP22
4.3.1
Voertuigherkenning
Er wordt via een LC-oscillator (elektrische resonantiekring) vastgesteld, of er zich een metalen object in het
bereik van de lus bevindt. De uitgang van het kanaal wordt overeenkomstig de ingestelde uitvoerfunctie
geschakeld.
4.3.2
Uitgangssignalen
Via de uitgangen worden er aanwezigheidssignalen, impulssignalen, richtingssignalen en richtingslogica's
(LP22) of lusfoutmeldingen uitgevoerd, al naar gelang de ingestelde uitvoerfunctie.
Voor het impulssignaal kan er bovendien worden gekozen, of er bij het overrijden of verlaten van de lus al
dan niet een uitvoer van dit signaal moet plaatsvinden.
Naast het omkeren van de signaaluitvoer kunnen bovendien beide uitgangen apart continu in- of
uitgeschakeld worden.
4.3.3
Synchronisatie van de luskanalen
Na het inschakelen van de detector of door de reset-toets aan de voorkant een seconde lang ingedrukt te
houden, wordt er een synchronisatie van de luskanalen uitgevoerd.
Na een spanningsonderbreking volgt er alleen een automatische synchronisatie, wanneer de
bedrijfsspanning minimaal een 0,5 seconde lang onderbroken is geweest. De synchronisatietijd bedraagt
circa een seconde, als er gedurende deze tijd geen voertuigen over de lus heenrijden.
Een langere synchronisatietijd kan ook ontstaan door externe invloeden op de lusfrequentie. Mocht dit
optreden, dan dienen de oorzaken opgespoord en opgelost te worden.
4.3.4
Aftasten van de luskanalen
De 2-kanaals verkeersdetector LP22 kan twee luskanalen analyseren.
De lussen worden regulier afgetast via het multiplex-protocol. Ze zijn via een multiplexer aangesloten op de
gezamenlijke resonantiekring-oscillator. Zodoende wordt voorkomen dat de lussen onderling invloed op
elkaar uitoefenen.
De aangesloten inductielussen worden snel in- en uitgeschakeld. Er stroomt steeds maar door één lus
stroom. Zodoende kunnen beide lussen op dezelfde frequentie werken.
De cyclustijd van één aftasting via het multiplex-protocol bedraagt 12 ms.
4.3.5
Lusfoutdetectie
Als lusfouten worden kortsluiting en breuk in de lus gedetecteerd.
Als er geen inductielus aan de klemmen van het luskanaal aangesloten is, komt dit overeen met de
fouttoestand Lusbreuk.
Na het herkennen van een lusfout wordt het betreffende luskanaal uitgeschakeld. Eventueel raken hierdoor
ook de beschikbare bedrijfsmodi beperkt, bijvoorbeeld de richtingsherkenning.
LP21/LP22 installatie-instructies nl
Pag. 9 a 37
Sensors