LP21/LP22
9.2
Lusfrequentie instellen (frequentieniveau)
Het instellen van de werkfrequentie dient om koppelingen te vermijden.
Interferentie tussen lussen
Koppelingen kunnen optreden vanuit naburige lussen of door lusvoedingskabels van andere detectoren.
Daarom mogen lussen met een onderlinge afstand van minder dan 2 meter niet met dezelfde lusfrequentie
werken. Er dient een frequentieafstand van tenminste 5 kHz aangehouden te worden.
Weergave van de lusfrequentie
De werkfrequentie van de lussen wordt na het inschakelen c.q. wijzigen weergegeven d.m.v. een led-
knipperinterval.
Multiplex-protocol
Door toepassing van het multiplex-protocol treedt er geen koppeling op tussen de lussen van een detector
(2-kanaals-varianten). De lussen van een detector kunnen daarom op hetzelfde frequentieniveau werken.
OPMERKING
Bereik van de lusinducties
Bij lusinducties buiten het aanbevolen bereik kan het beschikbare frequentiebereik beperkt zijn.
DIP (Frequency) Frequentieniveau
OFF
laag (fabrieksinstelling)
ON
hoog
Tab.15: Instellingen lusfrequentie
LP21/LP22 installatie-instructies nl
Pag. 25 a 37
Sensors