DECOMPRESSIEPLAFOND, -ONDERGRENS EN -ZONE
Wanneer u een decompressieduik maakt is het van groot belang dat u de betekenis
van de termen decompressieplafond, decompressie-ondergrens en decompressiezone
begrijpt (Fig. 3.19):
• Het decompressieplafond is het ondiepste punt waarnaar u mag opstijgen. Alle
decompressiestops moeten exact op of iets onder het decompressieplafond
gemaakt worden, maar nooit erboven.
• De optimale decompressiezone is het gebied waarin decompressie effectief
plaatsvindt. Dit is het gebied tussen de het decompressieplafond en een 1,8 me-
ter [6 ft] dieper gelegen punt.
• De „ondergrens" is de grootste diepte waarop decompressie plaats kan vinden.
Deze diepte passeert u tijdens de opstijging. Decompressie vindt al plaats tussen
het plafond en de ondergrens. Onthoud echter dat decompressie op of vlakbij de
ondergrens altijd zeer traag verloopt.
• Het decompressiegebied is het gebied tussen de ondergrens en het decom-
pressieplafond, niet te verwarren met de decompressiezone. Het desatureren
geschiedt hier nog maar erg langzaam.
De ondergrens en de diepte van het decompressie-plafond hangen af van het ge-
volgde duikprofi el. Let erop dat naar mate men langer op diepte blijft, het decompres-
sieplafond steeds dieper wordt en de benodigde opstijgtijd langer wordt. De optimale
decompressiezone zal zich langzaam naar het wateropper-vlakte verplaatsen tijdens
het decomprimeren.
Als de duik op een ruwe zee gemaakt wordt kan het moeilijk zijn om dicht bij de op-
pervlakte op een constante diepte te blijven. Houd in zo'n situatie een grotere decom-
46