Elektrische installatie
4 Elektrische installatie
4.1 Veiligheidsvoorschriften
Zie hoofdstuk 2 Veiligheid voor algemene veiligheidsvoor-
schriften.
4
4
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Geïnduceerde spanning van de uitgangskabels van
motoren die bij elkaar zijn geplaatst, kan de conden-
satoren van de apparatuur opladen, ook wanneer de
apparatuur is afgeschakeld en vergrendeld (lockout).
Wanneer u de motoruitgangskabels niet van elkaar
gescheiden houdt en ook geen afgeschermde kabels
gebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
•
Houd uitgaande motorkabels van elkaar
gescheiden of
•
Gebruik afgeschermde kabels.
VOORZICHTIG
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
De frequentieregelaar kan een DC-stroom veroorzaken in
de beschermende geleider. Het niet opvolgen van de
aanbeveling kan ertoe leiden dat de RCD niet de
beoogde beveiliging biedt.
•
Bij gebruik van een reststroomapparaat (RCD)
als beveiliging tegen elektrische schokken mag
aan de voedingszijde van dit product
uitsluitend een RCD van type B worden
gebruikt.
VOORZICHTIG
GEVAARLIJKE APPARATUUR
De printkaartzone is gevoelig voor elektrostatische
ontlading. Het aanraken van de printkaartzone kan
schade aan de apparatuur veroorzaken.
•
Raak de printkaartzone niet aan.
18
®
VLT
DriveMotor FCP 106/FCM 106
Overstroombeveiliging
Draadtype en -specificaties
LET OP
Isolatievereisten, MH1
Voor stuur- en relaiskaartdraden bedraagt de minimaal
vereiste isolatie 300 V en 75 °C.
Zie hoofdstuk 7 Specificaties en hoofdstuk 7.6 Kabelspecifi-
caties voor de aanbevolen draaddiktes en -typen.
Danfoss A/S © 11/2015 Alle rechten voorbehouden.
1
Printkaartzone
Afbeelding 4.1 Vermijd aanraken van de printkaartzone
•
Aanvullende beschermende apparatuur, zoals
kortsluitbeveiliging of thermische motorbevei-
liging tussen de frequentieregelaar en de motor,
is vereist voor toepassingen met meerdere
motoren.
•
Ingangszekeringen zijn vereist om te voorzien in
kortsluitbeveiliging en overstroombeveiliging. Als
deze zekeringen niet in de fabriek zijn
aangebracht, moet de installateur ze plaatsen. Zie
Tabel 7.15, Tabel 7.16 en Tabel 7.17 voor de
maximale zekeringgroottes.
•
De volledige bedrading moet voldoen aan de
nationale en lokale voorschriften ten aanzien van
dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
•
Aanbeveling voor voedingsdraden: koperdraad
dat bestand is tegen minimaal 75 °C.
1
MG03L310