5.8
Afvoer van condenswater
▶ Afvoer van corrosiebestendige materialen maken.
Daartoe behoren: gresbuizen, hard-PVC-buizen, PVC-buizen, PE-HD-
buizen, PP-buizen, ABS/ASA-buizen, gietbuizen met inwendige
emaillering of coating, stalen buizen met kunststof bekleding, roest-
vast stalen buizen, boorsilicaatglas buizen.
▶ Afvoer direct op een externe aansluiting DN 40 monteren.
▶ Afvoeren niet veranderen of sluiten.
▶ Slangen alleen onder afschot leggen.
Afb. 34
5.9
Inlaatcombinatie koud water monteren
WAARSCHUWING:
Materiële schade door ontbrekende veiligheidsgroep!
Bij gebruik van de ketel zonder veiligheidsgroep kan de boiler door over-
druk beschadigd raken.
▶ Inlaatcombinatie in koudwateringang monteren.
▶ Waarborg, dat de afblaasopening van het veiligheidsventiel niet is af-
gesloten.
In de koudwaterinlaat is een veiligheidsgroep verplicht.
Wanneer de statische druk in de koudwaterinlaat 80 % van de active-
ringsdruk van de veiligheidsklep overschrijdt, is bovendien een drukre-
duceerventiel nodig.
De inlaatcombinatie bestaat uit veiligheidsklep, afsluitkraan, terugslag-
ventiel en manometeraansluiting.
▶ Monteer de veiligheidsgroep volgens de meegeleverde installatie-
handleiding.
5.10
Boilertemperatuursensor op boiler aansluiten
De boiler heeft twee verschillend gepositioneerde boilertemperatuur-
sensoren ( productoverzicht).
Bij de aansluiting van de stekker op de bovenste boilertemperatuursen-
sor wordt de boiler met een lagere vermogensfactor N
( technische gegevens). De ketel laadt de boiler minder vaak op en
spaart zo energie.
Bij de aansluiting van de stekker op de onderste boilertemperatuursen-
sor wordt de boiler met een hoge vermogensfactor N
( technische gegevens). De ketel laadt de boiler regelmatig op, om de
maximale warmwatercapaciteit te waarborgen.
Wanneer de onderste boilertemperatuursensor wordt gebruikt, veran-
dert de warmwaterbereidings-energie-efficiëntieklasse naar B.
Om de positie van de boilertemperatuursensor te veranderen:
▶ Warmte-isolatie verwijderen.
Condens 9000i
▶ Stekker verplaatsen en weer thermisch isoleren.
1.
1.
0 010 006 619-001
Afb. 35
5.11
• Voor de buizen bevelen wij het toebehoren "concentrische buis" aan.
• De in leveringstoestand vast verbonden onderdelen zijn montagege-
reed afgedicht.
• Veiligheidsklep niet sluiten.
• Het toebehoren "opvangbak" voor warmtegeleidende vloeistof aan
de veiligheidsklep gebruiken.
• Tussen de collectoren, de veiligheidsklep en het solar-expansievat
geen afsluiter monteren.
• Bij installaties met een hoogteverschil meer dan 12 m de voordruk
van het solarexpansievat voor de montage aanpassen
( hoofdstuk 7.1).
• In het leidingsysteem kunnen in de nabijheid van de collector kort-
stondig temperaturen tot ca. 175 °C worden bereikt.
Alleen temperatuurbestendige materialen gebruiken.
Wij adviseren de leidingen hard te solderen.
• Wanneer het vullen van het systeem niet met een vulinrichting ge-
schiedt, moet op de hoogste plaats van het leidingsysteem een extra
ontluchting worden ingebouwd.
• Om luchtinsluitingen te voorkomen, de leidingen van de boiler naar
de collector stijgend installeren.
• Op het laagste punt van het leidingsysteem een aftapkraan inbou-
wen.
• Leiding op de aarding van het huis aansluiten.
gebruikt
L
Voor de afvoer van de veiligheidsklep op het expansievat het toebehoren
opvangbak gebruiken.
gebruikt
L
Belangrijke aanwijzingen voor de solarinstallatie
Installatie | 29
2.
0 010 007 576-001
6720869229 (2016/12)