•
Om beschadiging van de drukmodule ten
gevolge van corrosie te voorkomen, mag de
module uitsluitend met de gespecificeerde
materialen worden gebruikt. Zie de tekst die
op de drukmodule is afgedrukt, of het bij de
drukmodule verstrekte instructieblad voor
informatie over de acceptabele
materiaalcompatibiliteit.
1.
Sluit een drukmodule aan op het ijkinstrument zoals in
afbeelding 13 te zien is. Op de schroefdraad van de
drukmodules passen standaardpijpfittings van ¼ NPT.
Gebruik zo nodig de bijgeleverde ¼ NPT-naar-¼ ISO-
adapter.
A
2.
Druk op
. Het ijkinstrument registreert
automatisch welke drukmodule is aangesloten en stelt
het bereik dienovereenkomstig in.
3.
Stel de drukmodule in op nul zoals beschreven
in het bij de module verstrekte instructieblad.
De nulpuntinstelling verschilt naargelang het type
module, maar bij alle modules moet op
worden gedrukt.
A
Blijf zo nodig op
het display te veranderen in psi, mmHg, inHg, cmH
bij 4 °C, cmH
O bij 20 °C, inH
2
°C, inH
O bij 60 °F, mbar, bar, kg/cm
2
K
drukken om de drukeenheid in
O bij 4 °C, inH
O bij 20
2
2
2
of kPa.
Nulpuntinstelling met absolute-drukmodules
Om de drukmodule op nul in te stellen, stelt u het
ijkinstrument in op een druk waarvan de waarde bekend
is. Dit kan de luchtdruk zijn, als die nauwkeurig bekend is.
Bij alle absolute-drukmodules kan een nauwkeurige
drukstandaard eveneens een druk uitoefenen die binnen
het bereik ligt. Stel de aflezing op het ijkinstrument als
volgt in:
Druk op K, REF Adjust verschijnt rechts van de
1.
drukaflezing.
Gebruik X of
2.
verhogen of te verlagen zodat die gelijk is aan de
referentiedruk.
Druk nogmaals op K om de nulpuntinstelling af
3.
te sluiten.
Het ijkinstrument slaat de nulpuntsafwijking voor één
absolute-drukmodule op voor automatisch hergebruik
zodat de nulpuntinstelling niet opnieuw moet worden
uitgevoerd bij elk gebruik van de module.
O
2
Multifunction Process Calibrator
Gebruik van de modus MEASURE
W
om de aflezing respectievelijk te
29