Basisbediening
Aansluitingen
1 Sluit een hoofdtelefoon aan op een van de
[PHONES]-uitgangsaansluitingen.
Sluit een hoofdtelefoon aan met een impedantie van 32 W of meer.
Hoofdtelefoons met een impedantie van minder dan 32 W worden niet
ondersteund.
2 Sluit apparaten zoals luidsprekers met voeding
of een versterker en componenten aan op de
uitgangsaansluitingen [MASTER 1] of [MASTER 2].
Luidsprekers met eigen stroomvoorziening enz.
! Om het geluid te kunnen produceren via de [BOOTH]-
uitgangsaansluitingen, sluit u apparaten zoals luidsprekers aan
op de [BOOTH]-uitgangsaansluitingen.
3 Sluit dit apparaat aan op uw computer via een
USB-kabel.
USB-kabel (meegeleverd)
4 Zet de computer aan.
5 Sluit de netstroomadapter aan.
Stroomsnoer
(meegeleverd)
Netstroomadapter
(meegeleverd)
6 Druk op de [STANDBY/ON]-schakelaar op het
achterpaneel van dit toestel om het toestel in te
schakelen.
Schakel dit apparaat in.
! Voor Windows gebruikers
De melding [Apparaatstuurprogramma installeren] kan verschij-
nen wanneer dit toestel voor het eerst op de computer wordt aange-
sloten of wanneer het wordt aangesloten op een andere USB-poort
van de computer. Wacht eventjes tot de mededeling [De apparaten
zijn gereed voor gebruik] verschijnt.
7 Zet de apparatuur die is verbonden met de
uitgangsaansluitingen (luidsprekers met eigen
stroomvoorziening, eindversterker, componenten enz.)
aan.
! Wanneer er een microfoon, DJ-speler of andere externe apparatuur
is verbonden met de ingangsaansluitingen, zal die apparatuur ook
aan gaan.
Naar stopcontact
15
Nl