Installatie van het systeem
Met systeeminstallatie kunt u de hardware van uw computer beheren en de opties voor het BIOS‐niveau opgeven. Vanaf
de systeeminstallatie kunt u:
•
de NVRAM-instellingen wijzigingen na het toevoegen of verwijderen van hardware
•
de configuratie van de systeemhardware bekijken
•
geïntegreerde apparaten in- of uitschakelen
•
grenswaarden voor performance en stroombeheer instellen
•
de computerbeveiliging beheren
Bootsequence (Opstartvolgorde)
Met Opstartvolgorde kunt u het opstartapparaat dat in de systeeminstallatie gespecificeerd staat, omzeilen en
rechtstreeks vanaf een specifiek apparaat opstarten (bijvoorbeeld: optische schijf of vaste schijf). Tijdens de Power-on
Self Test (POST), wanneer het logo van Dell verschijnt, kunt u:
•
de systeeminstallatie openen door op <F2> te drukken
•
het eenmalige opstartmenu openen door op <F12> te drukken
In het eenmalige opstartmenu staat het apparaat waar het systeem vanaf kan opstarten en de optie voor diagnostiek. De
opties van het opstartmenu zijn:
•
Verwijderbare schijf (mits beschikbaar)
•
STXXXX schijf
OPMERKING: XXX staat voor het nummer van de SATA-schijf.
•
Optische schijf
•
Diagnostiek
OPMERKING: Na het selecteren van Diagnostiek wordt het scherm ePSA-diagnostiek geopend.
In het scherm voor de opstartvolgorde wordt ook de optie weergegeven voor het openen van het scherm
systeeminstallatie.
Navigation Keys
The following table displays the system setup navigation keys.
OPMERKING: For most of the system setup options, changes that you make are recorded but do not take effect
until you re-start the system.
3
43