Laat de motor niet draaien zonder luchtfilter. Dit kan voor-
tijdige slijtage veroorzaken.
• Het is onvermijdelijk dat onzuiverheden in de luchtfi lter doordringen.
Daarom is het noodzakelijk dat u regelmatig het inzetstuk van de
luchtfilter eruit haalt om te reinigen (na elke 25 uur of vaker in stoffige
omstandigheden).
PKCTM (AFBEELDING 21)
• Schroef de kap (A) van de luchtfi lter los (zie 1 afbeelding 21) en
verwijder (zie 2 afbeelding 21).
• Haal voorzichtig het papieren inzetstuk met het voorfi lter (B) eruit
(zie 3 afbeelding 21).
• Reinig zorgvuldig de binnenkant van de kap (A) en de voet (C) van
de luchtfi lter.
• Verwijder het schuim van de voorfi lter (B1) van het papieren inzetstuk
(B2).
• Reinig het papieren inzetstuk (B2) door het zachtjes tegen een vlak
oppervlak te kloppen. Om beschadigingen te voorkomen, gebruik
geen oplosmiddel of perslucht.
• Vet het patroon niet in. Vervang het patroon indien het versleten of
vuil is, na elke 50 uur of minimaal één keer per jaar.
• Was het schuim van de voorfi lter (B1) in water met reinigingsmiddel
en laat helemaal opdrogen voordat u het terug in het papieren inzetstuk
bevestigd.
• Plaats het nieuwe of gereinigde inzetstuk (B) terug op de voet (C)
(zie 4 afbeelding 21).
• Zet de kap (A) van de luchtfi lter terug en schroef vast (zie 5 afbeel-
ding 21).
PHCT - PHCS (AFBEELDING 21A)
• Neem het deksel (A) af van het luchtfi lter door het lostrekken van de
twee lipjes aan de bovenzijde (B1) van het luchtfi lter, en vervolgens
de twee lipjes aan de onderzijde (B2).
• Zet het filterelement [C] neer. Kijk goed dat dit geen gaatjes of
scheuren heeft, en indien nodig vervang dit.
• Tik herhaaldelijk zacht met het element op een hard oppervlak om
het vuil eruit te laten vallen, of blaas voorzichtig gecomprimeerde
lucht door het filter heen vanuit de binnenzijde naar de buitenzijde
(D). Nooit het vuil verwijderen met een borstel; de borstel brengt het
vuil namelijk in de vezels. Vervang het element (C) als dit te vuil is.
• Plaats het element (C) en het deksel (A) van het luchtfilter terug.
INSPECTIE VAN DE VLIEGWIELREM (AF-
BEELDING 22)
Controleer de speling van de vliegwielremhendel. Als deze kleiner is
dan 2 mm, neem de motor dan naar een offi ciële dealer.
BOUGIE (AFBEELDING 23)
Voor een goede werking van de motor, mag de ontstekingsbougie niet
vuil zijn en de afstand moet op de correcte wijze worden ingesteld.
Een vuile bougie bemoeilijkt het starten en lijdt tot krachtverlies van
de motor.
Vervang een oude bougie onmiddellijk.
Gebruikt alleen bougies van het merk ETESIA.
Gebruik altijd een bougie die een geschikte temperatuurwaarde
heeft.
• Maak de schacht van de bougie schoon en neem de ontstekingsbougie
uit met behulp van een bougiesleutel (A). Als de motor net heeft
gedraaid, zal de demper heel warm zijn. Weer voorzichtig dat u niet
de demper aanraakt.
8• ONDERHOUD
• Inspecteer de ontstekingsbougie en kijk goed of de elektroden versleten
zijn en of het isoleringsmateriaal gebarsten of gescheurd is. In geval
de bougie opnieuw wordt gebruikt, maak hem schoon met een
metaalborstel.
• Reinig de elektroden om de 50 (PKCTM) / 100 (PHCT - PHCS) uur
of ten minste eenmaal per jaar.
• Meet de afstand van de elektroden met behulp van een diktemaat.
Corrigeer de afstand door de elektrode te buigen. De afstand (B)
moet 0,7 - 0,8 mm zijn.
• Vervang de bougie om de 100 (PKCTM) / 250 (PHCT - PHCS)
bedrijfsuren of elk seizoen, zoals vereist.
• Verifi eer dat de sluitring van de bougie in goede staat is en schroef
de bougie aan met de hand (C) om te vermijden dat deze niet goed
indraait.
• Als de ontstekingsbougie eenmaal is geplaatst, draai deze dan goed
aan met behulp van een bougiesleutel zodat de sluitring goed is
ingedrukt.
• Om een nieuwe bougie te installeren, draai nadat hij goed gezeten is,
deze aan met een 1/2 draaiing, om de sluitring goed in te drukken.
Als een oude ontstekingsbougie wordt geplaatst, draai deze nadat hij
gezeten is, aan met een 1/8 - 1/4 draaiing, om de sluitring goed aan
te drukken.
AANHAALMOMENT: 20 Nm
KOELSYSTEEM EN CARBURATEUR
• Verwijder regelmatig de grasresten van de openingen van de ventilatie
rond de startinrichting.
• Ontdoen de koelribben en toegankelijke delen van de cilinder van
het kruid dat kan hebben opgebouwd negeren.
• U heeft zo de garantie van een constante en efficiënte koeling van
uw motor.
• Reinigen rond de geluiddemper voor ieder gebruik.
• Staven, veren, stangenstelsel van de carburateur moet perfect schoon
worden gehouden.
TRANSPORT
Het wordt aanbevolen om van een ladingshelling gebruik te maken of
om u door iemand te laten helpen om de maaimachine te laden en te
lossen.
HET STUUR SNEL INKLAPPEN
U kunt het stuur snel naar voren inklappen zodat er bij transport of
opslag van de maaier minder ruimte nodig is.
• Maak de opvangbak los.
• Schroef de vleugelmoeren en de verspreiding van het stuur.
• Plooi van het stuur naar de voorkant van uw maaier waarbij u deze
vasthoudt tijdens de beweging en ervoor zorgt dat de kabels niet
beschadigd raken (zie afbeelding 1).
De bougie moet goed aangedraaid zijn. Als de bougie niet
goed is aangedraaid, kan deze te veel verhitten en de motor
beschadigen.
Wijzig niet de veer van regulateur, staven en andere onderdelen
te verhogen van de snelheid van de rotatie van de motor. Laat
de motor op het voorgeschreven toerental draaien.
Als de machine opgetild of vervoerd moet worden, stopt u de
motor. Laat gedurende minstens 15 minuten afkoelen alvorens
de maaimachine in een voertuig te laden. Uit voorzorg dient u
de dop van de bougie te verwijderen.
Vervoer de maaimachine nooit met benzine in de tank of als
de benzinekraan open is. De maaimachine moet bij vervoer
horizontaal gehouden worden om het wegstromen van olie of
benzine te vermijden.
19