I FLITSLICHT
Om de lichtsterkte van de flitser in te stellen. Kies
uit waarden tussen +
/
2
instelling is ±0. Hierbij moet worden opgemerkt dat
de resultaten in grote mate afhankelijk zijn van de
heersende omstandigheden en de afstand tot het
onderwerp.
EV en –
/
EV. De standaard
2
3
3
De menu's gebruiken: Opnamestanden
g EXTERNE FLITSER
Kies AAN wanneer u een optionele flitser gebruikt
(behalve Fujifilm-producten) die op de camera-
schoen worden geplaatst.
c
• Bij snelheden hoger dan
onderwerp mogelijk niet volledig.
• Gebruik automatische of persoonlijke witbalans (P55).
• Als de ingebouwde flitser uitgeklapt is terwijl AAN ge-
selecteerd is voor g EXTERNE FLITSER, zal de inge-
bouwde flitser één keer flitsen om een signaal over te
brengen dat de optionele flitser activeert.
• Voor externe flitsers van Fujifilm is deze instelling niet
vereist.
a
• De camera kan gebruikt worden met flitsers die zorgen
voor aanpassing van de lensopening, externe meting
en gevoeligheidscontrole. Sommige flitsers die speciaal
ontworpen werden voor andere camera's kunnen niet
gebruikt worden.
• Voor meer informatie over externe flitsers van Fujifilm,
raadpleeg Accessoires van FUJIFILM (P109).
/
s belicht het flitslicht het
1
1000
87