C LICHTMEETSYSTEEM
Bepaal hoe de camera de belichting meet als Intel-
ligente gezichtsdetectie is uitgeschakeld.
• o MULTI: Automatische scèneherkenning wordt
gebruikt om de belichting aan te passen aan di-
verse omstandigheden.
• p SPOT: De camera meet de lichtomstandigheden
in het midden van het beeld. Aan te bevelen wan-
neer de achtergrond veel lichter of donkerder is
dan het belangrijkste onderwerp. Deze optie kan
worden gebruikt in combinatie met scherpstelver-
grendeling (
39) om de belichting te meten van
P
onderwerpen die zich niet in het midden van het
beeld bevinden.
• q INTEGRAAL: De belichting wordt ingesteld op
basis van het gemiddelde van het gehele beeld.
Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere foto's
met hetzelfde licht en is in het bijzonder effectief
voor het fotograferen van landschappen en het
maken van portretten van onderwerpen met wit-
te of zwarte kleding.
De menu's gebruiken: Opnamestanden
F SCHERPSTELLING
Deze optie bepaalt de manier van scherpstellen van
de camera wanneer Intelligente gezichtsdetectie
is uitgeschakeld (P 37). Wanneer de macromodus
(P 41) is ingeschakeld, stelt de camera scherp op
het onderwerp in het midden van het scherm, on-
geacht welke instelling is geselecteerd.
• r AF (CENTRUM): De camera stelt scherp op het
onderwerp dat zich in het midden van het frame
bevindt. Bij deze instelling kan scherpstelvergren-
deling worden gebruikt (P 39).
• s AF (MULTI): Wanneer de ontspanknop half inge-
drukt wordt, meet de camera contrastrijke onder-
werpen nabij het midden van het frame en selec-
teert de camera het scherpstelveld automatisch
(wordt het scherpstelframe niet weergegeven, se-
lecteer dan r AF (CENTRUM) en gebruik scherp-
stelvergrendeling, P 39).
P
PROGRAMMA SHIFT
80
F2. 8
Half
indrukken
Scherpstelframe
85