4 Productbeschrijving
Voorrang buffervat 2
Maximum buffervat 2
Voorrang buffervat 1
Maximum buffervat 1
12
Eerst wordt het water in buffervat 2 op de ingestelde vereiste waarde voor warm
water verwarmd. Daarna schakelt de omschakelklep altijd op het telkens koudere
buffervat over, tot het water in de beide buffervaten de maximale opslagtempera-
tuur heeft bereikt. Dan schakelt de solarpomp uit.
Eerst wordt het water in buffervat 2 op de ingestelde maximale temperatuur voor
buffervat 2 verwarmd. Daarna schakelt de omschakelklep over op buffervat 1.
Eerst wordt het water in buffervat 1 op de ingestelde maximale opslagtempera-
tuur verwarmd. Dan schakelt de solarpomp uit.
4.3.7 Installaties met verwarmingsondersteuning
Als het solar pompstation via een tuningset aan een verwarming is aangesloten,
kunt u aan de solar regelaar de maximale aanvoertemperatuur van de verwar-
mingscircuits instellen.
U kunt vastleggen volgens welke strategie de zonne-energie in het buffervat en in
de verwarming moeten worden ingebracht.
Eerst wordt het water in het buffervat op de ingestelde vereiste waarde voor
warm water verwarmd. Daarna schakelt de omschakelklep over op de verwar-
ming.
Als de temperatuur in de verwarmingsretour de opslagtemperatuur overschrijdt,
schakelt de omschakelklep terug op het buffervat.
De omschakelklep schakelt zolang tussen buffervat en verwarming heen en weer
tot aan de twee volgende voorwaarden voldaan is:
• Het water in het buffervat is op de ingestelde maximale opslagtemperatuur
verwarmd.
• De temperatuur in de verwarmingsretourleiding overschrijdt de maximale aan-
voertemperatuur van de verwarmingscircuits.
Dan schakelt de solarpomp uit.
Eerst wordt het water in buffervat op de ingestelde maximale opslagtemperatuur
verwarmd. Daarna schakelt de omschakelklep over op de verwarming.
Als de temperatuur in de verwarmingsretour de ingestelde maximale aanvoertem-
peratuur van de verwarmingscircuits overschrijdt, schakelt de solarpomp uit.
4.3.8 Vorstbescherming
De vorstbescherming wordt geactiveerd, zodra de buitentemperatuur lager is dan
3 °C.
De zonneregelaar berekent het noodzakelijke pompdebiet om de collector en de
buisleidingen vorstvrij te houden.
De vorstbescherming wordt beëindigd, zodra de buitentemperatuur meer dan 12
uur hoger is dan 4 °C.
4.3.9 Bescherming tegen oververhitting
De oververhittingsbescherming wordt geactiveerd, zodra de collectortemperatuur
lager is dan 115 °C. De zonnepomp blijft om veiligheidsredenen uitgeschakeld.
Dit geldt ook in de bedrijfsmodi Test en Hand.
De oververhittingsbescherming verhindert dat de zonnepomp wordt ingeschakeld
zolang er waterdamp in de collector zit.
De oververhittingsbescherming wordt gestopt zodra de collectortemperatuur lager
is dan 65 °C.
4.3.10 Dataregistratie
Aan de linkerkant van de zonneregelaar is er een geheugenkaart voor gegevensre-
gistratie geplaatst.
THBEnl2126 01/15 V 1.4