Tapwater aansluiten
Veiligheidsklep
De installatie moet ter bescherming
tegen overdruk zijn uitgerust met een
goedgekeurde membraan-veiligheids-
klep.
Toegestane werkdruk: 10 bar (1 MPa)
De aansluitdiameter van de veiligheids-
klep moet de volgende waarde hebben:
R ½ (DN 15), max. verwarmingsvermo-
gen 75 kW.
Als het verwarmingsvermogen van de
warmwaterboiler meer dan 75 kW
bedraagt, kies dan een veiligheidsklep
die groot genoeg is voor het verwar-
mingsvermogen (zie E DIN 1988-200).
De veiligheidsklep in de koudwaterlei-
ding plaatsen. Deze mag niet door de
warmwaterboiler kunnen worden afge-
sloten. Vernauwingen in de leiding tus-
sen veiligheidsklep en warmwaterboiler
zijn niet toegestaan.
Verwarmingswaterzijde aansluiten
■ Alle leidingen met demonteerbare ver-
bindingen aansluiten.
■ Temperatuurregelaar zo instellen dat
de tapwatertemperatuur in de warm-
waterboiler niet meer dan 95 ºC
bedraagt.
8
(vervolg)
De uitblaasleiding van de veiligheidsklep
mag niet worden afgesloten. Uittredend
water moet zonder gevaar en zichtbaar
naar een afwateringssysteem worden
afgevoerd. In de buurt van de afblaaslei-
ding van de veiligheidsklep (het best op
de veiligheidsklep zelf) moet een plaatje
worden aangebracht met de tekst: "Tij-
dens het verwarmen kan om veiligheids-
redenen water uit de afblaasleiding
komen! Niet afsluiten!"
De veiligheidsklep moet boven de warm-
waterboiler worden gemonteerd.
Toegelaten temperatuur
Toegestane werkdruk
Testdruk
110 °C
3 bar
0,3 MPa
4 bar
0,4 MPa