2.4 Aansluiting van de detector
Gebruik voor het aansluiten van de D•TEX 3F+ detector, een flexibele 3-aderige kabel met
een doorsnede tussen 0,75 en 1,5 mm
Sluit de klemmen van elke detector in de centrale U•H1 in de volgende volgorde aan:
Sensor terminal
(Versie V1R3)
V+
V-
S
Huidige markering van elektronische kaarten
De lengte van de kabels tussen de detectors en de U•H1 centrale is beperkt tot 300 m.
Bij installatie van de U•H1 centrale in een omgeving met bronnen van sterke
elektromagnetische interferentie (zenders, laspost, relaisschakeling, HF-zender, storing
van de kabelgoot, computernetwerk, enz.) verdient het de voorkeur om een afgeschermde
kabel voor het aansluiten van de detector te gebruiken.
Gebruik nooit twee of meer draden om de doorsnede van de draad te vergroten. De kabel
moet uit één stuk bestaan (zonder aansluiting) en moet correct aan de gepaste
klemmenblokken worden bevestigd. Gebruik een maximaal aanhaalkoppel van 0,60 Nm.
Plaats de kabel van een detector nooit in de nabijheid van een coaxkabel of naast een
stroomkabel en zeker nooit in dezelfde koker of in dezelfde kabelgoot.
DALEMANS sa/nv
Rue Jules Mélotte 27A
B-4350 Remicourt
+32 19 33 99 43
2
.
Centrale terminal
(Versie V2Rx)
V+
V-
S
U•H1 Instructiehandleiding
13
|
Sensor terminal
Centrale terminal
(Versie V1Rx)
24V
GND
OUT
Oude markering van elektronische kaarten
52
(Versie V1Rx)
24V
GND
IN
Certified
ISO9001 • VCA
www.dalemans.com