Zet de hoofd-/hulpomschakelaar op de computerprintplaten van
één van de afstandsbedieningen op "S". (Zie afbeelding 19)
(Laat de schakelaar van de andere afstandsbediening op "M"
staan.)
1
Computerprintplaat afstandsbediening
2
Fabrieksinstelling
3
Slechts één afstandsbediening moet worden gewijzigd
Computergestuurde regeling (gedwongen UIT en AAN/
UIT-bediening)
1
Bedradingsspecificaties en het aanleggen van de bedrading
-
Sluit de ingang van buitenaf aan op aansluitklemmen T1 en
T2 van het aansluitbord (afstandsbediening naar
transmissiebedrading).
Bedradingsspecificatie
Dikte
Lengte
Externe terminal
F2
T1
T2
FORCED
OFF
Invoer A
2
Besturing
-
De volgende tabel toont "Gedwongen uit" en "Aan/uit-
werkingen" in reactie op invoer A.
Gedwongen uit
Invoer "aan" stopt
de werking
Invoer "uit" activeert
bediening
3
Het selecteren van Gedwongen uit en Aan/uit-werking
-
Zet de stroom aan en selecteer vervolgens de bedrijfsmodus
met de afstandsbediening.
-
Stel de afstandsbediening in op de veldinstelling-modus. Zie
voor bijzonderheden het hoofdstuk "Instellen in het veld" in
de handleiding van de afstandsbediening.
-
Wanneer u in de veldinstellingsmodus bent, selecteer dan
modusnr. 12. Stel vervolgens het eerste codenr. in op "1".
Stel daarna het tweede codenr. (positie) in op "01" voor
gedwongen uitschakelen en op "02" voor aan/uit-werking.
(gedwongen uit bij fabrieksinstelling.) (Zie afbeelding 20)
1
Tweede codenr.
2
Modusnr.
3
Eerste codenr.
4
Lokale instelstand
Gecentraliseerde regeling
Het is voor gecentraliseerde regeling nodig om het groepsnr. toe te
wijzen. Zie voor bijzonderheden de handleiding voor elke optionele
regelaar voor gecentraliseerde regeling.
Het sierpaneel monteren
Raadpleeg de montagehandleiding op het sierpaneel.
Zorg er na montage van het sierpaneel voor dat er geen ruimte zit
tussen het unitlichaam en het sierpaneel.
11
Ommantelde vinyldraad of kabel
(2-draads)
2
0,75–1,25 mm
Max. 100 m
Contact dat de minimale toepasselijke
belasting van 15 V DC, 10 mA kan
garanderen
Aan/uit-werking
Invoer uit → aan: schakelt
de unit in (onmogelijk met
afstandsbedieningen)
Invoer aan → uit: schakelt de unit
uit (via afstandsbediening)
Proefdraaien
Raadpleeg de montagehandleiding van de buitenunit.
De werkingsindicator op de afstandsbediening knippert, wanneer er
een fout optreedt. Controleer de foutcode op het LCD om het
probleem op te sporen.
Storingscode
Betekenis
A8
Storing in stroomtoevoer naar binnenunit
Transmissiefout tussen printplaat aansturing ventilator en
C1
printplaat bediening binnenunit
Onjuiste combinatie printplaat aansturing ventilator van de
C6
binnenunit of instellingsfout in type printplaat bediening
U3
Testbedrijf van de binnenunit is niet voltooid
Als een van de items in de volgende tabel op de afstandsbediening
verschijnt, is er mogelijk een probleem met de bedrading of
stroomtoevoer. Controleer in dat geval opnieuw de bedrading.
Storingscode
Betekenis
Er is een kortsluiting bij de klemmen voor gedwongen
uitschakeling (T1, T2)
- De stroom op de buitenunit staat uit
- De buitenunit werd niet bedraad voor stroomtoevoer
U4 of UH
- Foutieve transmissiebedrading of bedrading gedwongen
uitschakeling
- De stroom op de binnenunit staat uit
geen
- De binnenunit werd niet bedraad voor stroomtoevoer
aanduiding
- Foutieve transmissiebedrading, bedrading gedwongen
uitschakeling of bedrading van de afstandsbediening
Onderhoud
Voorzichtig
Het onderhoud mag alleen worden uitgevoerd door
bevoegd servicepersoneel.
Alle voedingscircuits moeten zijn onderbroken voordat
u aan de klemmen begint te werken.
Gebruik geen water of lucht van 50°C of meer om de
luchtfilters en buitenpanelen schoon te maken.
Vergeet voor het schoonmaken van de warmtewisselaar
niet om de schakelkast, ventilatormotor, elektrische
back-upverwarming en afvoerpomp te verwijderen. De
isolatie van de elektronische componenten kan door
water
of
schoonmaakmiddel
waardoor deze componenten kunnen doorbranden.
Als de hoofdvoeding tijdens de werking wordt
uitgeschakeld zal de unit automatisch herstarten
nadat de voeding terug is ingeschakeld.
Schoonmaken van het luchtfilter
Reinig de luchtfilter als "
REINIGEN) op het scherm verschijnt.
Reinig de luchtfilter vaker als de unit is gemonteerd in een ruimte
waar de lucht sterk vervuild is.
Indien het vuil niet meer gereinigd kan worden, moet het luchtfilter
worden vervangen. (Vervangfilters zijn als optie verkrijgbaar).
1
Open het aanzuigrooster. (Alleen voor bodemaanzuiging).
Schuif beide knoppen gelijktijdig zoals weergegeven en trek ze
vervolgens naar beneden.
worden
aangetast,
" (TIJD OM de luchtfilter TE