4.7. Uitleg regeluitgangen
4.7.1 Uitgangstypen
Voor de configuratie zijn de volgende
uitgangstypes te kiezen:
• Impulsfrequentie (Elektronisch/optocoupler)
• Impulsfrequentie (Relais)
• Impulslengte (Relais)
• Continue (stroom-) uitgang 0/4..20 mA
• Aan/Uit (Relais)
In het Menu Service >> Uitgangen zijn ieder van
deze uitgangen in te stellen.
Aan/Uit (Relais)
Regeluitgang – bij overschrijding van de
ingestelde waarde schakelt het relais. Hysterese
is instelbaar.
Impulslengte
10-120 seconde cyclustijd, relaisuitgang (b.v.
voor magneetventiel)
Overeenkomstig de regelafwijking en de
ingestelde regelparameter is het relais over de
ingestelde cyclustijd aangetrokken of afgevallen.
Bij een cyclustijd van 30 seconde en een
regeluitgang van 40% is het relais bijv.
gedurende 12 seconde aangetrokken en 18
seconde niet aangetrokken.
Impulsfrequentie
10-200 impulsen per minuut als instelbaar
maximum.
De impulsfrequentie is afhankelijk van de
regelafwijking en de ingestelde regelparameters.
Dit betekent dat met een regeluitgang van bijv.
Y=25% en een maximale impulsfrequentie van
100 imp./min er door de regelaar 25 imp./min
afgegeven worden.
Hierbij moet gelet worden op de maximale
slagfrequentie van de pomp.
Elektronische uitgang (Optocoupler uitgang)
Impulsfrequentie uitgang voor aansturing van
magneetdoseer- of motorpompen met intelligente
stuurtechniek (bijv. MAGDOS of MEMDOS
pompen). Let op de juiste aansluiting van de
polen.
Relaisuitgang
Impulsfrequentie uitgang, impulslengte uitgang
of Aan/Uit voor aansturing van
motordoseerpompen, slangenpompen of
magneetventielen
Continue regeluitgang (20 mA stroomuitgang)
Voor de regelaar kan een continue regeluitgang
0/4..20 mA voor aansturing van continue
regelelementen ingesteld worden.
De stroom is in overeenstemming met de
regelafwijking tussen 0 en 20 mA groot. Max
weerstand: 500 Ohm.
Er kan gekozen worden tussen:
• 0....20 mA,
• 4....20 mA,
• 20....0 mA en
• 20....4 mA.
4.7.2 Uitgangsbegrenzing
De uitgang van iedere regelaar kan in zijn bovengrens
begrensd worden. Hiervoor is de maximale procentuele
waarde, die bereikt mag worden, in te stellen.
Voorbeeld: wordt als waarde "80%" ingegeven dan
loopt de regelaar maximaal op "80%". De
regelalgoritme wordt toch verder op "100%" berekend.
Er moet op gelet worden dat de regelparameter
overeenkomstig wordt gekozen.
De kleinst instelbare waarde voor maximale begrenzing
is "50%".
Deze begrenzing is zinvol wanneer bijv. een te groot
regelventiel voor chloor ingebouwd wordt. Hierdoor
wordt een gevoelige regeling veilig gesteld. Instelling
loopt via het Servicemenu.
4.8. Toelichting op de regelaar
Definitie
Begrip
Gemeten
waarde (X)
Setpoint (W)
Regelafwijking
(X-W)
Stelgrootte Y
4.8.1 Proportionele regelaar (P-regelaar)
Proportioneel bereik Xp
(proportionele werking of versterking van de regelaar)
Het proportionele bereik Xp (P-bereik) van een P-
regelaar geeft aan rond welke waarde de meetgrootte X
van setpoint W afwijken moet waarbij de stelgrootte
Y=100% bedraagt. Is de regelafwijking geringer dan is de
stelgrootte procentueel ook geringer. De stelgroote Y van
een P-regelaar wordt procentueel alleen door de
regelafwijking (X-W) beïnvloed. Het P-bereik wordt in
"%"aangegeven en heeft altijd betrekking op de
eindwaarde van het meetbereik.
Het proportionele bereik is daarmee een indirecte maat
voor de regelversterking K
K
= 100% / Xp
R
Bij een Xp-bereik van 50% is de regelversterking daarom:
100 / 50 = 2 -> Regelversterking K
Xp = 50% betekent dat de stelgrootte Y zich 100%
verandert wanneer de gemeten waarde 50% van het
setpoint afwijkt (betrokken op de eindwaarde van het
meetbereik).
19
Definitie
Dit is de meetwaarde die door de
bewuste sensor aangegeven wordt
Dit is de waarde op welke de
regelaar het proces uitgeregeld en
constant houden moet
Deze treedt op wanneer de
meetwaarde X afwijkt van het
setpoint W. Uit de regelafwijking en
de ingestelde regelparameter
resulteert de stelgrootte Y
Dit is de waarde die de regelaar
overeenkomstig de ingestelde
parameter en de regelafwijking (X-
W) afgeeft aan het regelelement
(tussen 0% en 100%).
:
R
= 2
R