7.3.3
Verwijderen en bevestigen van de vulbeker en de waterslangen
Voordat de vulbeker en de waterslangen kunnen worden verwijderd moet eerst de stoomcilinder
worden verwijderd (zie hoofdstuk 7.3.1)
1. Maak de slangklemmen los met behulp van een tang, koppel vervolgens alle slangen los van de
overeenkomstige connectoren en verwijder de slangen.
Opmerking: de slangen en de vulbeker kunnen ook eerst als geheel uit de unit worden gehaald
waarna de slangen buiten de unit kunnen worden verwijderd van de vulbeker.
2. Trek de bevestigingsklem van de waterkom voorzichtig naar voor, duw de waterkom omlaag uit
de bevestigingsinrichting en verwijder de waterkom langs voor.
Het monteren van de vulbeker en de waterslangen vindt plaats in omgekeerde volgorde. Voordat de
waterslangen met de slangklemmen worden vastgezet moet worden gecontroleerd dat de slangen
niet zijn gedraaid.
65