34
5.3.4
Plaatsbepaling en montage van de ventilatorunit
De ventilatorunit wordt apart boven de unit aan de wand gemonteerd. Om condensaatvorming
te voorkomen moet de ventilatorunit zodanig worden gemonteerd dat de stoom ongehinderd in de
ruimte kan worden gebracht zonder dat het ergens tegenaan condenseert (plafond, plafondbalken,
kolommen etc.). Bij de plaatsing van ventilatorunits, dienen de volgende minimale afstanden in acht
worden genomen.
D
B
C
m
max.
D
A min.
B min.
C min.
D min.
E min.
E max. (max. lengte van stoomslang)
Opmerking: de in de tabel opgegeven minimale waarden gelden voor een ruimtetemperatuur van
15 °C en max. 60 %r.v. Bij lagere temperaturen en/of een hogere relatieve luchtvochtigheid moeten
de waarden dienovereenkomstig worden verhoogd.
Om een gelijkmatige vochtverdeling in de ruimte te verkrijgen, moet bij de plaatsing behalve met de
minimum afstanden nog met andere factoren (grootte en hoogte van de ruimte etc.) rekening worden
gehouden. Heeft u vragen over directe ruimteluchtbevochtiging, neem dan contact met Condair BV op.
Verdere informatie wordt gegeven in de separate montage- en bedieningsinstructies voor de betref-
fende ventilatorunit.
D
A
FAN3S CP ... M FC
8 kg/h
4.0 m
1.0 m
2.2 m
1.0 m
D
D
B
E
C
A
FAN3S CP ... M
15 kg/h
6.0 m
1.0 m
2.2 m
1.0 m
0.15 m
4,0 m (aanbevolen: 2,0 m)
FAN3S CP ... L
30 kg/h
45 kg/h
8.0 m
10.0 m
1.0 m
1.5 m
2.2 m
2.2 m
1.0 m
1.5 m