Aan te houden minimum afstanden
Om te voorkomen dat waterdamp uit de stoomverdeelpijp condenseert op systeemcomponenten,
moet tussen deze componenten en de stoomverdeelpijp een bepaalde minimumafstand (op basis
van het bevochtigingstraject "B
voor/na vernauwing
voor vertakking
voor/na verwarmingsbatterij/filter
1.5 x B
N *
5 cm
* 2,5 x B
voor zweefstoffilter
N
Inbouwmogelijkheden en afmetingen
De stoomverdeelpijpen zijn beschikbaar voor horizontale (op de wand van het luchtkanaal), of voor
verticale montage (op de bodem van het luchtkanaal). De uitblaasopeningen moeten zich aan
de bovenzijde, resp. dwars op de luchtstroom, bevinden.
Indien mogelijk moeten de stoomverdeelpijpen aan de perszijde (max. druk in kanaal/kast 1500 Pa)
van het luchtkanaal worden gemonteerd. Wanneer de stoomverdeelpijpen aan de zuigzijde worden
gemonteerd, mag de maximale onderdruk 800 Pa niet worden overschrijden.
Kies een op uw luchtkanaal afgestemde situatie voor montage van de stoomverdeelpijpen (zie de
onderstaande afbeeldingen) en breng ze zo in het luchtkanaal aan, dat een gelijkmatige stoomver-
deling in het luchtkanaal is verzekerd.
") worden aangehouden.
N
na verwijding
voor luchtrooster
voor/na ventilator-/zoneverdeling
B
N
31
voor bocht
voor opnemer
B
N