Loop FX gebruiken
Door de loop FX toe te passen, kunt u de manier wijzigen
waarop de loop wordt afgespeeld.
1. In stap 3 van p. 12 selecteert u "LOOP FX" en
drukt u vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-
regelaar.
2. Druk op de [MEMORY/VALUE]-regelaar,
draai vervolgens aan de [MEMORY/VALUE]-
regelaar om "ON" te selecteren en druk
vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
"TYPE" te selecteren en druk vervolgens op
de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
TYPE
J
REPEAT1
4. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
het type in te stellen.
5. Druk op de [MEMORY]-knop om terug te
gaan naar het afspeelscherm.
6. Voer de Write-bewerking uit als u de
bewerkte instellingen wilt opslaan (p. 10).
Type
Beschrijving
Speelt het spoor herhaaldelijk af op
REPEAT1–3
de maat van de beat.
Het spoor wordt verschoven door de
SHIFT1–2
lengte van de beat.
Het spoor wordt gescrubd op de maat
SCATTER1–4
van de beat.
Het spoor klinkt alsof u de draaitafel
VINYL FLICK
aanraakt.
MEMO
De functie om loop FX aan/uit te zetten, kan worden
toegewezen aan de [REC/PLAY]-, [STOP]- of [TRACK
SELECT]-schakelaar.
Een geheugen bewerken
De functie van de schakelaars specificeren
Afhankelijk van uw gebruiksmethode kunt u andere
functies toewijzen aan de [REC/PLAY]-, [STOP]- en
[TRACK SELECT]-schakelaars.
Hier ziet u als voorbeeld hoe u de volgende functies aan
deze schakelaars toewijst.
Schakelaar
Functie
Spoor 1 opnemen/afspelen/stoppen (wissen)
[REC/PLAY]
Spoor 2 opnemen/afspelen/stoppen (wissen)
[STOP]
[TRACK SELECT] Loop FX in-/uitschakelen
1. In stap 3 van p. 12 selecteert u "CONTROL" en
drukt u vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-
regelaar.
2. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
een van de parameters van "PDL 1 FUNC"
tot "PDL 3 FUNC" te selecteren, en druk
vervolgens op de [MEMORY/VALUE]-regelaar.
PDL 1 FUNC
J
T1 REC/PLY
3. Draai aan de [MEMORY/VALUE]-regelaar om
de volgende instellingen te maken.
Parameter
Waarde
PDL 1 FUNC
T1 R/P/S(C
PDL 2 FUNC
T2 R/P/S(C
PDL 3 FUNC
LOOP FX
4. Druk op de [MEMORY]-knop om terug te
gaan naar het afspeelscherm.
De functies die aan elke schakelaar zijn toegewezen,
kunnen worden opgeslagen en gebruikt als
systeeminstellingen (één voor het hele apparaat) of
als geheugeninstellingen (individuele geheugens).
De toewijzingen opslaan en gebruiken als
systeeminstellingen:
Stel in de systeeminstellingen (p. 16) PREF/PDL1–3
PREF in op "SYSTEM". Het is niet nodig om de Write-
bewerking uit te voeren.
De toewijzingen opslaan en gebruiken als
geheugeninstellingen:
Stel in de systeeminstellingen PREF/PDL1–3 PREF in
op "MEMORY". Voer de Write-bewerking uit om de
instellingen in een geheugen te bewaren.
13