Hoe langer de sluitertijd respectievelijk hoe sneller de beweging is,
hoe duidelijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten ver-
schillen. Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het
begin van de belichting, dat wil zeggen onmiddellijk nadat het 1ste
sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan zelfs
tot schijnbare tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van
de motorfiets, die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald. De
camera biedt u de optie tussen dit gebruikelijke flits-ontstekings-
tijdstip en de synchronisatie aan het einde van de belichting te
kiezen, dat wil zeggen onmiddellijk voordat het 2e sluitergordijn
weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het scherpe
beeld geeft in dit geval het einde van de beweging weer. Deze
flitstechniek verleent de foto een natuurlijkere indruk van beweging
en dynamiek.
Deze optie is beschikbaar
– bij alle camera- en flitsapparaatinstellingen
– bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijdkeuze
– in het automatische, evenals de handmatige flitsmodus
De weergaven zijn in beide gevallen gelijk.
De functie instellen
1. Menupunt
kiezen,
Flash Settings
Flash Settings
2. in het submenu
Flash Sync. Mode
Flash Sync. Mode
3. daar de gewenste variant.
, en
Flits-belichtingscorrecties
Met deze functie kan de flitsbelichting onafhankelijk van de belich-
ting van het aanwezige licht gericht afgezwakt of versterkt worden,
bijv. om bij een buitenopname in de avond het gezicht van een
persoon op de voorgrond lichter te maken, terwijl de lichtsfeer
behouden moet blijven.
De functie instellen
1. Menupunt
kiezen, en
Flash settings
Flash settings
2. in het submenu
Flash Exposure Compensation
Flash Exposure Compensation
3. in het bijbehorende submenu de gewenste instelling.
Aanwijzingen:
•
Flash Exposure Compensation
Flash Exposure Compensation
raat) slechts ter beschikking als de correctie aan het gebruikte
flitsapparaat niet kan worden ingesteld, zoals bij de Leica SF26.
• Een met plus-correctie gekozen heldere flitsverlichting vereist
een hoger flitsvermogen en omgekeerd. Daarom beïnvloeden
flits-belichtingscorrecties meer of minder sterk de reikwijdte van
de flits: een plus-correctie vermindert de reikwijdte, een mi-
nus-correctie verhoogt deze.
• Een ingestelde correctie blijft ook na een willekeurig aantal
opnamen en zelfs na het uitschakelen van de camera actief,
respectievelijk zolang tot hij op 0 wordt teruggezet.
en
staat (bij uitgeschakeld flitsappa-
NL
187