4
Montage
4.12 Verwarmingsinstallatie vullen en op dichtheid controleren
Opdat er geen ondichtheden zouden optreden tijdens het
bedrijf, moet de verwarmingsinstallatie voor de inbedrijf-
stelling op dichtheid gecontroleerd worden. Voer de
dichtheidscontrole uit met een druk die overeenstemt met
de openingsdruk van het veiligheidsventiel.
OPMERKING: Schade aan de installatie!
Wanneer u de verwarmingsinstallatie in war-
me toestand vult, kunnen temperatuurspan-
ningen spanningsscheurtjes veroorzaken.
De ketel gaat lekken.
B Vul de verwarmingsinstallatie enkel in kou-
de toestand (de aanvoertemperatuur mag
maximum 40 °C bedragen).
B Vul de verwarmingsinstallatie tijdens het
bedrijf niet via de vul- en aftapkraan van de
ketel, maar uitsluitend via de vulkraan van
het leidingensysteem (retour) van de ver-
warmingsinstallatie.
B Respecteer de waterkwaliteit overeen-
komstig het logboek en vul de hoeveelheid
en de kwaliteit van het vulwater in.
Afb. 33 Manometer voor gesloten installaties
1
Rode wijzer
2
Manometerwijzer
3
Groene markering
B Sluit een slang op de waterkraan aan. Plaats de met
water gevulde slang op de aansluiting voor de vul- en
aftapkraan, beveilig de verbinding met klemmen en
open de vul- en aftapkraan.
B Vul de verwarmingsinstallatie langzaam. Houd daarbij
de indicatiemeters (manometer/hydrometer) in het
oog.
B Sluit de waterkraan en de vul- en aftapkraan als de ge-
wenste bedrijfsdruk (bijv. 1,5 bar) of de vulstand is be-
reikt.
B Ontlucht de verwarmingsinstallatie met behulp van de
ontluchtingsventielen op de radiatoren.
B Vul water bij als de bedrijfsdruk door het ontluchten af-
neemt.
B Haal de slang van de vul- en aftapkraan.
24
Afb. 34 Hydrometer voor open installaties
1
Hydrometerindicatie
2
Groene wijzer
3
Rode wijzer
6304 4901-04.0K
Logano GE615 - Wijzigingen op basis van technische verbeteringen voorbehouden!