Verhelpen van storingen
Foutmeldingen
7.2
Foutmeldingen
Een storing wordt afhankelijk van de weergavemogelijkheden van de apparaatweergave als volgt weer-
gegeven:
Weergavetype - apparaatbesturing
Grafisch display
twee 7-segment weergaven
een 7-segment weergave
De mogelijke oorzaak van de storing wordt aangegeven met het desbetreffende storingsnummer (zie ta-
bel). Bij een storing wordt de voeding uitgeschakeld.
De weergave van mogelijke foutnummers is afhankelijk van de uitvoering van het apparaat (inter-
faces/functies).
•
Treden er meerdere storingen op, dan worden deze achter elkaar weergegeven.
•
Houd een documentatie bij van de optredende fouten van het lasapparaat en geef deze zonodig aan
het onderhoudspersoneel.
Fout
Mogelijke oorzaak
3
Snelheidsfout
Draadaanvoerapparaat niet aan-
gesloten
4
Temperatuurstoring
Fout noodcircuit (interface voor auto-
maten)
5
Overspanning
6
Onderspanning
7
Koelmiddelstoring (enkel bij aan-
gesloten koelmodule).
8
Gasstoring
9
Secundaire overspanning
10
PE-storing
11
FastStop-stand
12
VRD-storing
16
Fout hulpvlamboog
17
Fout toevoegdraad
Overstroom of afwijking tussen draa-
dinstelwaarde en werkelijke waarde.
18
Plasmagasfout
Instelling instelwaarde wijkt aanzien-
lijk af van de werkelijke waarde.
19
Beschermgasfout
Instelling instelwaarde wijkt aanzien-
lijk af van de werkelijke waarde
20
Koelmiddeldoorstroming
Koelmiddelhoeveelheid controleren
22
Overtemperatuur koelmiddelcircuit
76
Weergave
Oplossing
Draadtoevoer/slangpakket controleren.
In het apparaatconfiguratiemenu de koude draad-be-
drijfsmodus uitschakelen (toestand off). Draadtoevoer-
apparaat aansluiten.
Apparaat laten afkoelen.
Controle van de externe uitschakelinrichtingen. Con-
trole jumper JP 1 op printplaat T320/1.
Schakel het apparaat uit en controleer de netspannin-
gen.
Koelmiddelpeil controleren en evt. bijvullen.
Gastoevoer controleren.
Schakel het apparaat uit en weer in. Blijft de storing
bestaan, waarschuw dan de servicedienst.
Storing via robotinterface (indien aanwezig) bevestigen
(0 naar 1).
Schakel het apparaat uit en weer in. Blijft de storing
bestaan, waarschuw dan de servicedienst.
Lastoorts controleren.
Controle draadtoevoersysteem (aandrijving, slangpak-
ket, lastoorts; snelheid van de procesdraadtoevoer en
werksnelheid van de robot controleren en eventueel
corrigeren).
Plasmagastoevoer controleren (dichtheid, knikken, ge-
leiding, verbindingen, vergrendeling).
Plasmagastoevoer controleren (dichtheid, knikken, ge-
leiding, verbindingen, vergrendeling).
Koelmiddelcircuit controleren (koelmiddelpeil, dicht-
heid, knikken, geleiding, verbindingen, vergrendeling).
Koelmiddelcircuit controleren (temperatuurinstel-
waarde).
099-007030-EW505
18.08.2020