Basisbediening
Scherpstellen
Als [AF mode] is ingesteld op [
gebied in het midden van het beeld. Volg onderstaande stappen als het onderwerp dat u
wilt opnemen, zich niet in het midden bevindt.
Stel eerst scherp op het onderwerp
Leg het AF-gebied
gelijk met het
onderwerp
Half ingedrukt
houden
Keer terug naar de gewenste compositie
Volledig indrukken
■
Onderwerpen en omgevingen waarbij scherpstellen een probleem kan
zijn
Onderwerpen/omgevingen waarbij scherpstellen een probleem kan zijn:
• Snel bewegende of extreem lichte voorwerpen of voorwerpen zonder kleurcontrasten.
• Foto's maken door een ruit of vlakbij voorwerpen die licht uitstralen.
• In het donker, of als de camera erg beweegt.
• Wanneer u te dicht bij het voorwerp staat of wanneer u een foto maakt waarop zowel
veraf als dichtbij gelegen voorwerpen staan.
De scherpstelaanduiding knippert en er klinkt een pieptoon wanneer er niet goed is
scherpgesteld.
●
Het weergegeven AF-gebied kan groter zijn, afhankelijk van de
opnameomstandigheden, zoals donkere locaties of zoomfactor.
] (Scherpstellen op 1 punt), stelt u scherp op het AF-
AF-gebied
Scherpstelaanduiding
Gebruik het in rood weergegeven scherpstelbereik ter referentie.
Ook al wordt de scherpstelaanduiding weergegeven, dan nog kan de
camera niet altijd goed scherpstellen, als uw onderwerp buiten het
scherpstelbereik valt.
- 35 -
Scherpstelaanduiding
( Goed scherpgesteld: brandt
Niet goed scherpgesteld: knippert)
AF-gebied
( Goed scherpgesteld: groen
Niet goed scherpgesteld: rood)
(→101)
VQT5B83