9 Ingebruikname
Lees de handleiding voor ingebruikname zorgvuldig door, voordat u met de werkzaamheden
aan deze lasinstallatie begint.
9.1
Opstellen van de lasinstallatie
Stel de REHM lasinstallatie zodanig op dat de lasser voor de installatie voldoende ruimte heeft om
de elementen voor de instelling te controleren en bedienen.
De luchtaan- en afvoer mag niet worden belemmerd. De opgegeven inschakelduur van de
lasinstallatie kan alleen worden gehaald wanneer voldoende ventilatie is gewaarborgd.
Let er in het bijzonder op dat er geen metalen delen, stof of andere vreemde deeltjes in de installatie
kunnen binnendringen.
9.2
Aansluiting van het lasapparaat resp. de lasinstallaties op het lichtnet
Lasapparaten resp. -installaties mogen uitsluitend volgens de geldende EN- resp. VDE-voorschriften
op het openbare lichtnet worden aangesloten.
Met name de opgaven met betrekking tot de voedingsspanning en de zekering moeten exact in acht
worden genomen. Smeltzekeringen moet altijd geschikt zijn voor de opgegeven stroomsterkte (zie
"
Technische gegevens
Bij gebruik van automatische zekeringen is het mogelijk dat deze reageren wanneer de machine
wordt ingeschakeld, resp. bij het opstarten vanuit stand-by. Daarom wordt voor gebruik van
automatische zekeringen aangeraden om gebruik te maken van zekering die geschikt zin voor
zware inductieve of capacitieve belasting resp. hoge inschakelstromen (bv. DIN EN 60898-1 type D
of type K).
9.3
Aansluiting van het laspistool
Voor het aansluiten van het MIG/MAG-laspistool is op de draadaanvoerkoffer een centrale
aansluiting aangebracht (Euro-aansluiting) waarmee de verbindingen voor de lasstroom, de
schakelleidingen en het gas worden aangesloten.
Stekker van het laspistool in de centrale aansluiting steken en de wartel aantrekken.
Bij de standaard watergekoelde laspistolen moeten de wateraansluitingen in de gemarkeerde
snelkoppelingen worden gestoken (rood = retourleiding, blauw = aanvoer).
Wanneer gebruik wordt gemaakt van een luchtgekoeld laspistool, moeten de beide snelkoppelingen
voor het koelcircuit met een brug met elkaar worden verbonden om mogelijke schade aan de pomp
te voorkomen.
9.4
Aansluiting: werkstukkabel
De werkstukkabel in de gemarkeerde aansluiting (X4/L-) op de lastransformator steken en met een
draai borgen.
Zorg ervoor dat er tussen het werkstuk en de werkstukkabel altijd een goede elektrische verbinding
bestaat.
"
).
57