5.3. Hoofdcomponenten schakelkast
18 21
2
8
15
22
11
12
7
13
1
19
20
14
4
1 Hoofdprintplaat
2 Printplaat regeling
3 Inverter-printplaat
4 QA-printplaat
5 Filterprintplaat
6 Printplaat multibewoners
7 Digitale I/O-printplaat (optioneel)
8 Vraag-printplaat (optie)
9 Klemmenblok X1M
Hoofdklemmenblok voor de gemakkelijke
aansluiting van lokale bedrading voor de
elektrische voeding.
10 Klemmenblok X2M
Klemmenblok lokale bedrading voor aansluitingen
met hoge spanning.
11 Klemmenblok X3M
Klemmenblok lokale bedrading voor aansluitingen
met lage spanning.
12 Gelijkstroomconnector X1Y/X4Y
13 Wisselstroomconnector X3Y
14 Pompconnector X2Y
15 Bevestiging voor kabelbinders
Met de bevestigingen voor kabelbinders kan de
lokale bedrading met kabelbinders aan de
schakelkast worden bevestigd voor trekontlasting.
16 Ingang voedingsbedrading
17 Ingang lokale hoogspanningsbedrading
18 Ingang lokale laagspanningsbedrading
19 Ingang compressorkabel
20 Interfacerelais K1A
21 Interfacerelais K2A
22 Interfacerelais K3A
23 Bedradingsbruggen
HXHD125A8V1B
Binnenunit van het VRV IV-systeem
4P404571-1 – 2015.04
6
15
17
10
16
15
6.
D
E WATERKRING ONTWERPEN
Dit hoofdstuk verschaft richtlijnen voor het ontwerpen van de
waterkring.
Dit hoofdstuk bevat tevens voorzorgsmaatregelen en richtlijnen die
de in deze handleiding beschreven unit beïnvloeden.
Hoofdstuk
"7.6. Waterleidingen" op pagina 16
die tijdens het installeren van de in deze handleiding beschreven unit
9
uitgevoerd dienen te worden.
23
LET OP
Het is ten zeerste aangewezen om een bijkomende filter
5
op de waterkring van de verwarming te monteren. Om
daarbij
stukjes
verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd
een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om fijne
deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden niet door de standaardfilter van de
warmtepomp verwijderd.
3
6.1. Het type warmtegeneratoren selecteren
Het
selecteren
van
eindgebruiker overgelaten. De keuze van de warmtegeneratoren zal
de nodige watertemperatuur bepalen die de unit dan moet
genereren.
De volgende bereiken kunnen bepaald worden op basis van de voor
de warmtegeneratoren nodige watertemperatuur:
1.
Lage temperatuur (temperatuur uittredend water tussen 25°C
en 40°C).
Typisch voorbeeld: vloerverwarming.
2.
Gemiddelde temperatuur (temperatuur uittredend water tussen
40°C en 55°C).
Typisch voorbeeld: lagetemperatuursradiatoren en -convectoren.
3.
Hoge temperatuur (temperatuur uittredend water tussen 55°C
en 75°C).
Typisch voorbeeld: radiatoren.
Na de keuze van de warmtegeneratoren dient de capaciteit van deze
warmtegeneratoren bepaald te worden en hieruit, hun maten voor de
verschillende kamers, evenals waar ze in de verschillende kamers
geplaatst zullen worden.
Een belangrijke parameter voor de warmtegeneratoren is het
temperatuurverschil tussen het instromend water en het uittredend
water.
Dit verschil bepaalt het waterdebiet in de installatie.
Tot slot dient het plan van de leidingen vanuit de warmtebron tot de
verschillende warmtegeneratoren getekend te worden.
Dit plan zal uiteindelijk de volgende belangrijke parameters bepalen:
I
het minimum watervolume in het systeem
I
het maximum watervolume in het systeem
I
het minimum- en maximumdebiet van het water in het systeem
I
het maximum drukverschil in het systeem.
LET OP
In geval van vernieuwingen of renovaties zal het
watersysteem reeds bepaald zijn. Het is uiterst belangrijk
voor
dit
parameters te kennen.
bevat de handelingen
metaal
afkomstig
de
warmtegeneratoren
soort
installaties
om
de
uit
de
lokale
wordt
aan
de
bovenvermelde
Montagehandleiding
7