9.
O
PSTARTEN EN CONFIGUREREN
De configuratie van de binnenunit door de installateur dient te zijn
afgestemd op de omgeving van de installatie (klimaat, geïnstalleerde
opties, enz.) en de expertise van de gebruiker.
LET OP
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
9.1. Controles vóór ingebruikname
WAARSCHUWING
Schakel de voeding uit voordat u aansluitingen uitvoert.
Controleer de volgende punten na de installatie van de unit:
1
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in hoofdstuk
"8. Werk
aan
de
elektrische
beschreven instructies en richtlijnen is uitgevoerd, volgens de
bedradingschema's en volgens de Europese en nationale
regelgevingen.
2
Zekeringen en beveiligingen
Controleer of het type en de waarde van de zekeringen en
andere lokaal geïnstalleerde beveiligingen overeenstemmen
met de vereisten vermeld in het hoofdstuk
specificaties: elektrische voeding" op pagina
er geen zekering of beveiliging is overgeslagen.
3
Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels correct zijn aangesloten en de
aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
4
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de schakelkast en binnenin de unit
zichtbaar zijn.
5
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale
geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
6
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
7
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken.
Indien het koelmiddel lekt, tracht de lek te herstellen (aftappen,
herstellen en vacumeren vereist). Indien u de lek niet zelf kunt
herstellen, tap dan alles af zoals beschreven in hoofdstuk
"11.3. Vacumeren/aftappen
langs de koelmiddelzijde" op pagina 45
uw plaatselijke verdeler.
Raak met blote handen enz. geen koelmiddel aan dat uit de
aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt.
U kunt daardoor vrieswonden oplopen.
8
Vacumeren en met koelmiddel vullen
Zie de montagehandleiding van de buitenunit voor meer
informatie.
9
Waterlekken
Controleer de binnenkant van de unit op waterlekken. Indien er
een waterlek is, tracht de lek te herstellen. Indien het voor
u onmogelijk is om zelf het lek te herstellen, sluit dan de
watertoevoer en de afsluiters van de wateruitgangen en neem
contact op met uw plaatselijke verdeler.
Montagehandleiding
24
bedrading"
op
pagina 18
"Elektrische
49. Zorg ervoor dat
en
onderhoudswerkzaamheden
en neem contact op met
10 Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel.
De spanning moet overeenkomen met de spanning op het
identificatieplaatje van de unit.
11 Ontluchtingsklep
Controleer of de ontluchtingsklep van de warmtepomp open
staat (minstens 2 draaien).
12 Afsluiters
Zorg ervoor dat de afsluiters correct geïnstalleerd zijn en
helemaal open staan.
LET OP
Wanneer u het systeem met gesloten kleppen gebruikt,
wordt de pomp beschadigd!
Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd, waarna u de unit
kunt opstarten. Wanneer de stroomvoorziening naar de binnenunit
wordt ingeschakeld, verschijnt op de afstandsbediening "88" terwijl
deze wordt geïnitialiseerd, wat tot 30 seconden kan duren. Intussen
kunt u de afstandsbediening niet gebruiken.
9.2. Laatste ontluchten
Om alle lucht uit het systeem te laten, dient de pomp in werking te
worden gesteld.
Verander daarom de lokale instelling [E-04] zoals in hoofdstuk
"9.3. Lokale instellingen" op pagina 24
over het instellen van de
"[E-04] Werking alleen pomp"
pagina 31
gevonden worden.
Indien de optionele tank met de HXHD125-units geïnstalleerd wordt,
bevat het systeem één 3-wegskraan (verwarmings-/huishoudelijk
warm water).
9.3. Lokale instellingen
De configuratie van de binnenunit door de installateur dient te zijn
afgestemd op de omgeving van de installatie (klimaat, geïnstalleerde
opties, enz.) en de noden van de gebruiker. Daarom zijn er enkele
zogenaamde lokale instellingen beschikbaar. Deze lokale instellingen
kunnen worden opgeroepen en geprogrammeerd via de gebruikers-
interface op de binnenunit.
Aan elke lokale instelling is een getal of code van 3 cijfers toegekend,
bijv. [5-03], die is weergegeven op het display van de gebruikers-
interface. Het eerste cijfer [5] geeft de 'eerste code' of groep lokale
instellingen weer. Het tweede en derde cijfer [03] samen geven de
"tweede code" aan.
Een lijst van alle lokale instellingen en standaardwaarden vindt u in
"9.8. Tabel lokale instellingen" op pagina
2 kolommen voorzien voor de datum en de waarden van de
gewijzigde lokale instellingen die verschillen van de standaard-
waarden.
Een gedetailleerde beschrijving van elke lokale instelling vindt
u onder
"9.5. Gedetailleerde beschrijving" op pagina
uitgelegd. Meer informatie
kan op
39. In deze lijst hebben we
25.
HXHD125A8V1B
Binnenunit van het VRV IV-systeem
4P404571-1 – 2015.04