De juiste temperatuur
Temperatuurindicator
De temperatuurindicator op het be-
dieningspaneel geeft altijd de ge-
wenste temperatuur aan.
De temperatuur kan als volgt worden
ingesteld:
van -15 °C tot -32 °C.
De temperatuurindicator knippert als
– de temperatuur in het toestel niet bin-
nen het mogelijke temperatuurbereik
ligt,
– een andere temperatuur wordt inge-
steld,
– de temperatuur in het toestel met
verschillende graden gestegen is,
om koudeverlies aan te geven.
Een kortstondig koudeverlies vormt
geen probleem als dit ontstaat doordat
– de deur van het toestel één keer ge-
durende lange tijd geopend blijft,
bijv. om grote hoeveelheden levens-
middelen te plaatsen of uit het toe-
stel te halen,
– u verse levensmiddelen invriest.
Als de temperatuur in de vrieszone ge-
durende langere tijd warmer is dan
-18 °C, gaat u na of de ingevroren le-
vensmiddelen gedeeltelijk of volledig
ontdooid zijn. In dit geval dient u deze
levensmiddelen zo snel mogelijk te ver-
bruiken!
14