C. Droog het filterelement drogen met behulp van
warme stromende lucht (maximaal 71oC), of laat het
element in de open lucht drogen. Gebruik geen lamp
om het filterelement te drogen omdat dit het element
kan beschadigen.
Persluchtmethode
A. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het
droge filterelement. Gebruik geen druk hoger dan
89kPa, om schade aan het filterelement te
voorkomen.
B. Houd de spuitmond ten minste 5 cm van het filter
vandaan en beweeg de spuitmond omhoog en
omlaag terwijl u het filter element ronddraait.
Inspecteer het filter op gaten en scheuren door het
filter tegen een helder licht te houden.
4.
Inspecteer het filter op transportschade. Controleer de
kant van het filter waar de afdichtring zit. Een beschadigd
filter mag niet geïnstalleerd worden.
5.
Doe een nieuw filter in de luchtfilterbehuizing. Zorg
ervoor dat het filter goed afgesloten is door druk uit te
oefenen op de buitenste rand van het filter wanneer u het
installeert. Druk niet op het flexibele midden van het
filter.
6.
Doe het deksel weer terug op zijn plaats en maak de
vergrendelingen vast. Zorg ervoor dat het deksel met de
BOVENKANT naar boven zit.
7.
Reset de indicator (Afb. 36) indien deze nog steeds rood
is.
Voordat u de machine afstelt of onderhoud hieraan gaat
uitvoeren moet u de motor stoppen en de sleutel uit het
contact verwijderen.
MOTOROLIE EN -FILTER (Afb. 40–41)
Ververs de olie en het filter aanvankelijk na de allereerste 50
bedrijfsuren; ververs de olie en het filter daarna om de 100
uur.
1.
Verwijder de aftapplug (Afb. 40) en laat de olie in de
opvangbak lopen. Als de olie uitgelopen is installeert u
de aftapplug en de nieuwe afsluitring hiervoor,
onderdeelnr. 74-7850.
2.
Verwijder het oliefilter (Afb. 41). Breng een dunne laag
schone olie aan op de nieuwe afsluitring van het filter
voordat u het filter erop schroeft. DRAAI HET FILTER
NIET TE VAST.
36
LET OP
Afbeelding 39
1.
Luchtfilter veiligheidsfilter
Afbeelding 40
1.
Aftapplug
Afbeelding 41
1.
Oliefilter