het gat staat. Indien het peil te laag staat, moet u de
vuldop verwijderen en voldoende smeer bijvullen om het
peil weer tot aan de onderkant van de vulgaten te
brengen.
HET CONTROLEREN VAN DE
BANDENSPANNING
De banden zijn voor het vervoer te hard opgepompt. Daarom
moet u wat lucht laten ontsnappen om de spanning te
verkleinen. De juiste luchtdruk in de voor- en achterbanden is
103–138 kPa.
BELANGRIJK: Houd de bandendruk in alle banden
gelijk om een goede maaikwaliteit en goede machine-
prestaties te waarborgen. ZORG ERVOOR DAT DE
BANDENSPANNING NIET TE LAAG IS.
HET CONTROLEREN VAN HET
CONTACT TUSSEN DE MESSENKOOI
EN DE SNIJPLAAT
Controleer dagelijks, voordat u gaat maaien, het contact tussen
de messenkooi en de snijplaat, ongeacht of de maaikwaliteit
eerder acceptabel was of niet. Er moet een licht contact zijn
tussen de messenkooi over de gehele lengte met de snijplaat
(zie Het Afstellen van de Messenkooi aan de hand van de
Maai-eenheid-Gebruikershandleiding).
HET CONTROLEREN OF DE
WIELMOEREN EN BOUTEN GOED
VAST ZITTEN
Haal de moeren van de voorwielen aan tot 61–74 kPa en
de wielbouten van de achterwielen tot 115–135 kPa na 1–4
bedrijfsuren en opnieuw na 10 bedrijfsuren en daarna na
elke 200 bedrijfsuren. Indien de moeren en bouten niet
correct aangedraaid blijven kan dit ertoe leiden dat u een
wiel verliest en dat er lichamelijk letsel veroorzaakt wordt.
14
LET OP