HOOFDSTUK
8
8
8.1
Veiligheid
Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de veiligheidsvoorschriften van de bosbouwmaaier (zie
!
hoofdstuk 2) en de machine waaraan de bosbouwmaaier gekoppeld is.
8.2
Bedienen hydraulische draaikop en/of hydraulisch opklapbare klep
Als de bosbouwmaaier is uitgevoerd met een hydraulisch opklapbare klep en eventueel een hydraulische
draaikop, wordt deze bediend vanaf de bestuurdersplaats.
– Raadpleeg de handleiding van de machine, waaraan de bosbouwmaaier is gekoppeld.
8.3
Inschakelen bosbouwmaaier
– Raadpleeg de handleiding van de machine, waaraan de bosbouwmaaier wordt gekoppeld.
– Schakel de bosbouwmaaier in bij een laag (aftakas) toerental.
– Voer het toerental op tot het bedrijfstoerental van de bosbouwmaaier (2000 omw/min).
8.4
Handhaven bedrijfstoerental
Voor een goede werking is het juiste toerental van de rotor, transportband en vijzel erg belangrijk. Onbelast
moet de rotor ca. 2000 omw/min maken.
– Minder uw rijsnelheid als het toerental van de bosbouwmaaier hoorbaar afneemt.
8.5
Uitschakelen bosbouwmaaier
– Raadpleeg de handleiding van de machine, waaraan de bosbouwmaaier is gekoppeld.
– Schakel de rotor uit en wacht tot deze stilstaat.
8.6
Dagelijks onderhoud
– Smeer na het werk de lagers van de rotor door met Mobil Grease XHP 222 (zie ook hoofdstuk 10).
1-4022-08Sep15/W2-WK
8-1
Bedienen
Bedienen