1. Aansluiten van de luchtleiding
OPMERKING:
D In de luchtleiding naar het pistool moet een reduceer-
ventiel (L) zijn aangebracht om de luchtdruk voor het
pistool te regelen. Zie Afb. 1.
D Als de geregelde luchttoevoer zelf niet voorzien is van
een filter moet een luchtfilter (A) worden aangebracht in
de luchtleiding om zeker te zijn van toevoer van droge,
schone lucht naar het pistool. Vuil en vocht kunnen de
laklaag bederven.
D Installeer een luchtdrukregelaar (D) op de luchtaanvoer-
leiding van de pomp om de luchtdruk naar de pomp te
regelen.
D Installeer een zelfontlastende luchtafsluiter (C) op de
hoofdluchtleiding en op de luchtleiding van de pomp
om de lucht naar de pomp af te sluiten.
WAARSCHUWING
De zelfontlastende hoofdluchtkraan moet in het systeem
zitten om lucht te laten ontsnappen als die is blijven zitten
tussen de kraan en de pomp, nadat de luchtregelaar is
dichtgedraaid. Opgesloten lucht kan de pomp onver-
wachts aan het lopen brengen, waardoor ernstig letsel
kan worden veroorzaakt.
D Gebruik een luchtslang met een binnendiameter van
3/16" (5 mm) of groter om een te grote drukval in de
slang te voorkomen.
OPMERKING: De luchtinlaat van het pistool heeft fijn uit-
wendig draad, 1/4–18 npsm (R1/4–19),
dat past op wartelaansluitingen met npsm
en bsp inwendige draad.
A. Installeer een luchtkraan (V) op elke toevoerleiding naar
een pistool, na het reduceerventiel van het pistool, om
de luchttoevoer naar het pistool te kunnen afsluiten.
B. Sluit de luchtslang (K) aan op de 1/4 npsm luchtinlaat
van het pistool.
C. Sluit het andere uiteinde van de luchtslang (K) aan
op de uitlaat van de luchtregelaar van het pistool (L).
Opstellen
2. Sluit de materiaalslang aan
OPMERKING:
D Blaas de materiaalslang door met lucht en spoel hem
met oplosmiddel, voordat u de slang aansluit. Gebruik
een oplosmiddel dat geschikt is in combinatie met het
te spuiten materiaal.
D Als de materiaaldruk beter moet kunnen worden ge-
regeld, installeer dan een materiaalregelaar (U) op de
materiaalleiding om de materiaaldruk naar het pistool
gelijkmatiger te maken. Zie Afb. 1.
D Het is aan te bevelen om een materiaalfilter (N) te ge-
bruiken om grove deeltjes en neerslag te verwijderen,
om zo te voorkomen dat de spuittip verstopt raakt en
het spuitresultaat niet optimaal is.
A. Sluit de materiaalslang (H) aan op de materiaalinlaat
van het pistool. Breng, indien gewenst, een materiaal-
wartel (W) aan bij de inlaat van het pistool, voor optimale
bewegingsvrijheid.
B. Sluit het andere uiteinde van de materiaalslang (H)
aan op de materiaaluitlaat van de pomp.
scheuren van componenten of niet-ontlaste materiaal-
druk:
D Als er sprake is van een verstopte tip, draai dan de
luchtaanvoer naar de pomp dicht, zet de trekker van
het pistool op de vergrendeling en draai de klemring
van de luchtkap zeer langzaam los, om zo de druk te
ontlasten in de ruimte tussen de kogel/zitting-afsluiter
en de verstopte tip. Reinig de spuitopening van de tip
of het tipfilter, indien aangebracht.
D Er moet een drukregelaar (U) worden aangebracht in
het systeem, als de maximale werkdruk van de pomp
boven de maximale materiaalwerkdruk van 28 MPa
(280 bar) van het pistool uitkomt.
WAARSCHUWING
INJECTIEGEVAAR
Om het gevaar te verminderen op schade
aan goederen of ernstig letsel, met inbegrip
van materiaalinjectie, veroorzaakt door
309117
7