4.4
Vochtigheid
Gebruik een passende kabel en de kabelwartel goed vastdraaien. De meetomvormer wordt
extra tegen indringen van vocht beschermd wanneer de aansluitkabel vóór de kabelwartel
omlaag wordt gevoerd. Regen- en condenswater kunnen er dan zo afdruipen. Dit geldt vooral
voor montage buiten, in ruimtes met veel vocht (bijv. door reinigingsprocessen) of bij gekoelde
c.q. verwarmde ketels.
Afb. 6: Maatregelen tegen het binnendringen van vocht
4.5
Meetleidingen
Voor een deskundige plaatsing moeten de volgende punten in acht worden genomen:
•
Meetleidingen zo kort mogelijk en zonder scherpe hoeken aanleggen.
•
De meetleidingen zo aanleggen dat daarin geen afzettingen mogelijk zijn; gradiënten niet
minder dan ca. 8%.
•
De meetleidingen moeten voor aansluiting met perslucht of nog liever met het de meetstof
worden uitgeblazen c.q. uitgespoeld.
•
Bij vloeibare / dampvormige meetstof moet de vloeistof in beide meetleidingen op hetzelfde
peil staan. Bij toepassing van scheidingsvloeistof moeten beide meetleidingen tot op
hetzelfde peil gevuld worden (265Dx).
•
Bij een dampvormige meetstof zijn compensatietanks niet dwingend vereist, maar er mag
geen damp in de meetkamers van de meter terechtkomen (265Dx).
•
Bij kleine meetschalen en dampvormige meetstof en onder omstandigheden
condensaattanks inzetten (265Dx).
•
Bij inzet van condensaattanks (dampmeting) moet ook op dezelfde hoogte van de tanks in
de bedrijfsdrukleidingen worden gelet (265Dx).
•
Beide meetleidingen mogelijk op dezelfde temperatuur houden (265Dx).
•
De meetleidingen bij een vluchtige meetstof volledig ontluchten.
•
De meetleidingen zo aanleggen dat gasbelletjes bij een vloeistofmeting of condensaat bij
een gasmeting niet terug kunnen stromen in de procesleiding.
•
Letten op de juiste aansluiting van de meetleidingen (+ en - drukzijde aan meter,
afdichtingen, ...).
•
Let erop dat de aansluiting goed is afgedicht.
•
De meetleidingen zo aanleggen dat niet via de meter kan worden uitgeblazen.
IM/265D/V-NL-04
265Dx, 265VS
Montage
M00387
27