Lading actief
De optie "Lading actief" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
meldlamp. Terwijl het laden bezig is, werkt het relais permanent.
Laden 50%
Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd" schakelt het betreffende relais zo-
dra de accu 50% geladen is.
Lading 80%
Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd" schakelt het betreffende relais zo-
("Charging 80
dra de accu 80% geladen is.
%")
Laden niet klaar
De optie "Laden niet klaar" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
akoestische signaalgever. Als de accu voor het beëindigen van het laadproces van
het laadapparaat losgekoppeld wordt, schakelt de relaiskaart gedurende een in-
stelbare tijd van 1 tot 10 seconden.
Laadeinde
De optie "Laadeinde" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een meld-
lamp. Na het volledig invullen van de geconfigureerde laadkarakteristiek wordt
het betreffende relais automatisch geopend.
Hoofdlading
De optie "Hoofdlading beëindigd" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van
beëindigd
een meldlamp. Na het beëindigen van de hoofdlaadfase wordt het betreffende
relais automatisch geopend.
Verzamelfout
De optie "Verzamelfout" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
meldlamp. Bij elke gedetecteerde fout wordt het betreffende relais automatisch
geopend.
Verzamelfout +
In overeenstemming met de functie "verzamelfout" wordt de betreffende relais-
waarschuwing
kaart geactiveerd, zodra een fout of waarschuwing optreedt.
Meldlamp
Naast het laadlampje kunnen er ook een of meer geschikte lampjes op de relais-
kaart aangesloten worden, waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van
het laadapparaat kan worden aangeduid. De lampen zijn ontworpen voor een
spanning van maximaal 30 V DC of maximaal 250 V AC in een sterpuntgeaard
netwerk.
Als de lampen stroomloos worden geschakeld, mag de schakelstroom maximaal
4 A bedragen. Een lamp die via het voedingsrelais voor 230 V gevoed wordt, mag
worden gebruikt bij een maximale uitgangsstroom van 1 A.
62