[AF mode]
Toepasbare modi:
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Instellingen
[š]
([Gezichtsdetectie])
[
]
([Tracking AF])
[
]
([21-zone])
¢
[Ø]
([1-zone])
[Ù]
([Punt])
¢
¢ [Ø] zal gebruikt worden tijdens het opnemen van films.
•
De instelling is in het volgende geval vastgezet op [š].
–
In de zelfopname-modus
(Als [š] niet voor de huidige opnamemodus beschikbaar is, zal voor iedere opnamemodus een
beschikbare instelling van de scherpstelling gebruikt worden.)
•
De instelling is vastgesteld op [Ø] in de volgende gevallen.
–
[Sterrenhemel] (Scènemodus)
–
[Miniatuureffect] (Creative Control modus)
•
In de volgende gevallen is het niet mogelijk [
–
Panorama Shot-modus (behalve in de zelfopname-modus)
–
[Nachtl.schap]/[Nachtop. uit hand]/[Voedsel] (Scènemodus)
–
[Zachte focus] (Creative Control modus)
•
[
] kan niet ingesteld worden in de volgende gevallen.
–
Panorama Shot-modus
–
[Sepia]/[Dynamisch zwart/wit]/[Hoge dynamiek]/[Zachte focus] (Creative Control modus)
De camera detecteert automatisch iemands gezicht. (max. 12 zones)
De scherpstelling en de belichting kunnen vervolgens ingesteld worden
voor dat gezicht, ongeacht in welk deel van het beeld het zich bevindt.
Focus kan afgesteld worden op een gespecificeerd onderwerp. De focus
¢
zal het onderwerp blijven volgen ook wanneer deze beweegt.
(Dynamische opsporing)
Er kan op max. 21 punten per AF-zone worden scherpgesteld.
Dit is doeltreffend wanneer het onderwerp zich niet in het midden van het
scherm bevindt.
(het kader van de AF-zone zal hetzelfde zijn als de instelling van de
beeldverhouding.)
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het midden van het
scherm.
Het toestel stelt scherp op een beperkte en nauwe zone op het scherm.
Opnemen
Beschrijving van instellingen
] in te stellen.
š
- 94 -