2
Op 3/4 drukken om de instelling te selecteren en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Instellingen
[‡]
([Auto])
[
]
([Intelligent auto])
[
] ([Auto/rode-og])
[‰]
([Flitser altijd aan])
[
] ([Lngz. sync./rode-og])
[Œ]
([Gedwongen uit])
¢1 Dit kan alleen ingesteld worden wanneer de Intelligent Auto modus ingesteld is.
De icoon verandert, afhankelijk van het type onderwerp en de helderheid.
¢2 De flitser wordt twee keer geactiveerd. Het object mag niet bewegen tot de tweede
flits geactiveerd is.
[Rode-ogencorr]
op de flitsicoon.
Opnemen
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is
voor de opnamecondities.
¢1
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is
voor de opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke
opname om het rode-ogeneffect (ogen van het object die
¢2
rood worden op het beeld) te verminderen en vervolgens
opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke opname.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen in slecht belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de
opnamecondities.
•
Gebruik deze functie wanneer uw object
achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht
staat.
Als u beelden maakt met een donker landschap op de
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer
zodra de flits geactiveerd wordt, zodat het donkere
¢2
landschap op de achtergrond helder zal worden.
Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
•
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken
waar het gebruik van een flits niet toegestaan is.
(P100)
op het [Opname] menu is ingesteld op [ON], [
- 60 -
Beschrijving van instellingen
] verschijnt