Tapwater aansluiten
E Terugslagklep, veerbelast
F Tapwatercirculatiepomp
G Zichtbare uitloop van de afblaaslei-
ding
H Veiligheidsklep
K Afsluitklep
L Debietregelklep
M Manometeraansluiting
Veiligheidsklep
De installatie moet ter bescherming
tegen overdruk zijn uitgerust met een
goedgekeurde membraan-veiligheids-
klep.
Toegestane werkdruk: 10 bar (1 MPa).
De aansluitdiameter van de veiligheids-
klep moet de volgende waarde hebben:
R ¾ (DN 20), max. verwarmingsvermo-
gen 150 kW.
Als het verwarmingsvermogen van de
warmwaterboiler meer dan 150 kW
bedraagt, kies dan een veiligheidsklep
die groot genoeg is voor het verwar-
mingsvermogen (zie E-DIN 1988-200).
De veiligheidsklep in de koudwaterlei-
ding plaatsen. Deze mag niet van de
warmwaterboiler kunnen worden afge-
sloten. Vernauwingen in de leiding tus-
sen veiligheidsklep en warmwaterboiler
zijn niet toegestaan.
Equipotentiaalverbinding aansluiten
Equipotentiaalverbinding tot stand bren-
gen volgens de technische aansluitvoor-
waarden van het plaatselijke energiebe-
drijf en de NEN-bepalingen.
20
(vervolg)
N Terugstroomblokkering
O Aftap
P Koud water
R Tapwaterfilter
S Drukreduceerklep
T Terugstroomblokkering/buisschei-
De uitblaasleiding van de veiligheidsklep
mag niet worden afgesloten. Uittredend
water moet zonder gevaar en zichtbaar
naar een afvoersysteem worden afge-
voerd. In de buurt van de afblaasleiding
van de veiligheidsklep, het meest prak-
tisch op de veiligheidsklep zelf, moet een
plaatje worden aangebracht met de
tekst: "Tijdens het verwarmen kan uit vei-
ligheidsoverwegingen water uit de
afblaasleiding komen! Niet afsluiten!".
De veiligheidsklep moet boven de warm-
waterboiler worden gemonteerd.
der