Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Vaillant calorMATIC 630 Handleiding pagina 43

Verberg thumbnails Zie ook voor calorMATIC 630:
Inhoudsopgave

Advertenties

Functie
Opwarmpompnaloop
Legionellabescherming
Maximale vooruitschakeling
Maximale aanvoeropwarmtijd
Maximumtemperatuur CV-circuit Voor elk CV-circuit kan de max. aanvoertemperatuur worden ingesteld in het bereik van 15 ... 90 °C.
Maximumtemperatuur
warmtebron
Minimumtemperatuur CV-circuit Voor elk CV-circuit kan de min. aanvoertemperatuur worden ingesteld in het bereik van 15 ... 90 °C.
Minimumtemperatuur
warmtebron
(1- en 2-traps warmtebronnen)
Mengcircuit/Mengklepregeling
Bedienings- en installatiehandleiding calorMATIC 630
Betekenis / Uitleg
Na uitschakelen van het CV-ketel bij beëindiging van de boilerlading start de nalooptijd van de
boilerlaadpomp. Gedurende deze tijd wordt geen warmtevraag aan de warmteopwekker(s)
doorgegeven die de boilerlading hebben uitgevoerd. Alle andere functies (aansturing laadpomp/UV ...)
blijven gedurende deze tijd behouden. Deze functie dient ervoor de voor de boilerlading noodzakelijke
hoge aanvoertemperaturen zoveel mogelijk nog aan de boiler af te geven, voordat de CV-circuits, met
name het brandercircuit, weer worden vrijgegeven.
De bescherming tegen de legionellabacterie kan slechts globaal voor alle boilerlaadcircuits worden
geactiveerd. Is deze functie geactiveerd, dan worden een keer per week (woensdag, 1 uur voor het
eerste verwarmingsvenster) de betreffende boiler en de betreffende warmwaterleidingen op een
temperatuur van 70 °C gebracht. Hiervoor wordt de betreffende gewenste boilerwaarde naar 68/70 °C
(2K-hysterese) verhoogd en de betreffende circulatiepomp ingeschakeld. De functie wordt beëindigd,
wanneer de boilervoeler gedurende een periode > 30 min een temperatuur ≥ 68 °C vaststelt, of na
afloop van een tijd van 90 min
(om „ophangen" in deze functie bij gelijktijdig tappen te vermijden).
Basisinstelling:
geen legionellabeveiliging (wegens verbrandingsgevaar).
Deze functie dient ter voorkoming van onnodige opwarming van het CV-systeem vlak voor een
voorgeprogrammeerd verlagingstijdstip. Daarbij wordt de daadwerkelijke tijd afhankelijk van de
buitentemperatuur door de thermostaat berekend. De ingestelde waarde vormt slechts de door de
klant gewenste maximale periode. Ligt de buitentemperatuur bij ca. -20 °C, dan wordt 15 minuten vóór
het ingestelde verlagingstijdstip de opwarming onderdrukt - de max. vooruitschakelingstijd komt bij
een buitentemperatuur van +20 °C tot zijn recht. Bij buitentemperaturen tussen deze beide
hoekwaarden berekent de thermostaat een waarde die overeenkomt met een lineair verloop tussen
deze beide hoekpunten.
Met deze functie wordt de activering van de CV-circuits vóór het verwarmingsvenster mogelijk
gemaakt, met de bedoeling om bij aanvang van het verwarmingsvenster reeds de gewenste
dagtemperatuur te bereiken.
De functie wordt alleen voor het eerste verwarmingsvenster van de dag uitgevoerd. De aanvang van de
opwarming wordt afhankelijk van de buitentemperatuur vastgelegd:
Instelparameter aanvoeropwarmtijd: 0 ... 5 h, basiswaarde 0 h
Invloed van de buitentemperatuur:
BT ≤ –20 °C : Ingestelde aanvoeropwarmtijd
BT ≥ +20 °C : geen aanvoeropwarmtijd
Tussen de beide hoekwaarden vindt een lineaire berekening van de tijdsduur plaats. Is de
aanvoeropwarmtijd eenmaal gestart, dan wordt deze pas bij bereiken van het tijdvenster beëindigd
(geen beëindiging, wanneer intussen de buitentemperatuur stijgt).
De begrenzing van de maximumtemperatuur voor de warmtebronnendient bv. ter bescherming van de
ketel tegen onnodig uitschakelen door storing (activeren van de TB) en wordt ingesteld met
inachtneming van de installatievoorwaarden. Het instelbereik ligt tussen 60 °C en 90 °C (bij levering
90 °C).
De op de warmtebronnen(CV-ketel) ingestelde maximumtemperatuur mag niet lager zijn dan de op de
thermostaat ingestelde maximumtemperatuur, aangezien de warmtebronnenaltijd voorrang heeft.
De minimum keteltemperatuur dient ter bescherming van de ketel tegen bv. corrosie, wanneer
bijvoorbeeld de ketel door een hoge waterinhoud permanent in het condensbereik zou moeten werken.
Het instelbereik ligt tussen 15 C en 65 °C (bij levering 15 °C).
Onder een gemengd CV-circuit wordt een CV-circuit verstaan dat door een stelelement (mengklep) van
het ketelcircuit losgekoppeld (temperatuur) is.
Regelgedrag van het mengcircuit:
Wijkt de actuele temperatuur van het mengcircuit meer dan +/- 0,5 K af van de door de thermostaat
gevraagde gewenste aanvoertemperatuur, dan wordt de mengklep via de mengklepmotor met
impulsen met een veranderlijke inschakelduur (ID) aangestuurd. De inschakelduur (spanningssignaal
voor „Open" of „Dicht") is afhankelijk van de regelafwijking, dat wil zeggen van het
temperatuurverschil tussen actuele aanvoer- en gewenste aanvoertemperatuur en het proportioneel
bereik.
In de fabrieksinstelling hebben wij een proportioneel bereik van 12 K opgegeven, d.w.z. dat bij een
regelafwijking van 12 K of meer met een inschakelverhouding van 100 % in richting „Open" of „Dicht"
wordt gegaan. Bedraagt de regelafwijking bijvoorbeeld 6 K, dan werkt de mengklep met een
inschakelverhouding van 50 %. Aangezien de periodetijd een vaste kloktijd van 20 sec. heeft, betekent
dit dat de mengklep gedurende 10 sec. in richting „Open" of „Dicht" gaat en gedurende 10 sec. stil
staat.
Bijlage
43

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave