Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bremat S Series Gebruikershandleiding pagina 11

Inhoudsopgave

Advertenties

10. Isolaties of beveiligingen van onderdelen waarvan de temperatuur hoger kan zijn dan 50°C en die per
ongeluk aangeraakt kunnen worden door personeel, mogen niet verwijderd worden voordat de
onderdelen tot op kamertemperatuur zijn afgekoeld.
11. Gebruik de vloeimortelinstallatie niet op plaatsen, waar het gevaar bestaat, dat brandbare of giftige
gassen worden aangezogen.
12. Als tijdens bedrijf dampen, stof of trillingen ontstaan, dan moeten de nodige maatregelen worden
getroffen om persoonlijke letsels te voorkomen.
13. Wanneer perslucht of inert gas wordt gebruikt om uitrustingen te reinigen, dan moet dit voorzichtig
gebeuren en met de geschikte bescherming, tenminste een veiligheidsbril, zowel voor de bediener van
de vloeimortelinstallatie, als voor een helper. Gebruik geen perslucht of inert gas op de huid en richt
geen lucht- of gasstroom op mensen. Gebruik het nooit om vuil van uw kleren te blazen.
14. Bij het wassen van onderdelen in of met een reinigingsmiddel moet de nodige ventilatie voorzien
worden en moet de geschikte bescherming worden gebruikt, zoals een ademhalingsfilter, een
veiligheidsbril, een rubberen schort en handschoenen, enz.
15. Veiligheidsschoenen dragen is verplicht en als er gevaar is, hoe klein ook, voor vallende voorwerpen,
dan moet ook nog een veiligheidshelm gedragen worden.
16. Als er gevaar bestaat, dat gevaarlijke gassen, dampen of stof worden ingeademd, dan moeten de
ademhalingsorganen beschermd worden en, afhankelijk van de aard van het gevaar, ook de ogen en
huid.
17. Denk eraan, dat als er zichtbaar stof is, er bijna zeker ook fijnere, onzichtbare stofdeeltjes aanwezig
zullen zijn; maar het feit dat er geen stof zichtbaar is, is geen betrouwbare aanwijzing dat er ook geen
gevaarlijk, onzichtbaar stof in de lucht aanwezig is.
18. Gebruik de vloeimortelinstallatie nooit boven zijn limieten, zoals aangegeven in de technische gegevens
en vermijdt langdurig onbelast draaien.
19. Gebruik de vloeimortelinstallatie nooit in een te vochtige omgeving. Een te hoge vochtigheid is slecht
voor de isolatie van de vloeimortelinstallatie.
20. U mag nooit schakelkasten, elektrokasten en andere elektrische delen openen, wanneer de
vloeimortelinstallatie nog onder spanning staat. Wanneer dit niet vermeden kan worden, bijv. voor
metingen, tests of instelwerkzaamheden, dan mogen deze werkzaamheden alleen worden uitgevoerd
door een gekwalificeerd elektrisch monteur, met de geschikte gereedschappen en u dient te
controleren, dat de juiste beschermingen zijn aangebracht, tegen gevaren door elektriciteit.
21. Raak de stroomaansluitingen niet aan, terwijl de vloeimortelinstallatie in bedrijf is.
22. Schakel de stroomonderbrekers UIT en stop de energietoevoer wanneer storingen zoals trillingen,
lawaai, stank, etc. optreden. Voor het opnieuw starten, dient u eerst de oorzaak van het probleem te
verhelpen.
23. De operator zorgt ervoor dat bij het opheffen van een storing er geen personen in de gevarenzone
bevinden.
24. Controleer regelmatig de elektrische aansluitkabels. Beschadigde kabels of onvoldoende bevestiging
van aansluitingen kunnen elektrische schokken veroorzaken. Wanneer u beschadigde kabels of andere
gevaarlijke situaties constateert, dan schakelt u de stroomonderbrekers UIT en stopt u de
energievoorziening. Vervang de beschadigde kabels en hef de gevaarlijke situatie op, voordat u de
vloeimortelinstallatie weer opnieuw start. Zorg ervoor, dat alle aansluitingen goed zijn uitgevoerd.
25. Voorkom overbelasting van de vloeimortelinstallatie. De vloeimortelinstallatie is voorzien van
stroomonderbrekers met een beveiliging tegen overbelasting. Wanneer een stroomonderbreker is
uitgeschakeld, dan dient u de belasting te verminderen, voordat u de vloeimortelinstallatie opnieuw
inschakelt.
11
S-Serie/V11.0/13012023

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave