Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Werkingswijzen; Digitale Sturing; Analoge Sturing - Siemens MICROMASTER MM12 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

4. WERKINGSWIJZE
4. WERKINGSWIJZE

4.1 Digitale Sturing

Een basisconfiguratie voor een werking gebruikmakend van een digitale streefwaarde, volgt hieronder:
(1) Verbind stuurklem 5 en 8 via een gewone AAN/UIT schakelaar. Hierdoor zal de motor in wijzerszin draaien
(standaard);
(2) Leg de voedingsspanning aan de omvormer. Zet parameter P009 op 002 of 003 zodat alle parameters
toegankelijk worden;
(3) Kijk na dat parameter P006 op 000 staat om een digitale streefwaarde te specifiëren;
(4) Zet parameter P007 op 000 om de digitale input te activeren (vb. DIN 1(klem 5)in dit geval) en de toetsen
op het bedieningspaneel op te heffen;
(5) Zet parameter P005 op de gewenste frequentie;
(6) Zet parameters P081 tot P085 in overeenstemming met de kenplaat van de motor (zie figuur 10);In vele
gevallen, wanneer de fabrieksinstellingen gebruikt zijn, zal de default staorweerstand in P089
overeenkomen met het nominaal vermogen in P085. Indien de karakteristieken van de frequentiesturing
en de motor sterk verschillen, is het aangeraden de statorweerstand van de motor te meten en manueel in
te voeren in P089. De continue Boost ( P078 ) en de start Boost ( P079 ) zijn afhankelijk van de waarde
van de statorweerstand. Een te hoge waarde kan de omvormer doen uitschakelen.
(7) Zet de externe AAN/UIT-schakelaar op AAN. De omvormer zal de motor op de ingestelde frequentie in
P005 aandrijven.

4.2 Analoge Sturing

Een basisconfiguratie voor een werking gebruikmakend van een analoge spanning, volgt hieronder:
(1) Verbind stuurklem 5 en 8 via een gewone AAN/UIT schakelaar. Hierdoor zal de motor in wijzerszin draaien
(standaard);
(2) Verbind een 4.7 kΩ potentiometer op de stuurklemmen zoals afgebeeld in figuur 6 of verbind klem 2 (0 V)
aan klem 4 en een 0 - 10 V signaal tussen klem 2 (0 V) en klem 3;
(3) Leg de voedingsspanning aan de omvormer. Zet parameter P009 op 002 of 003 zodat alle parameters
toegankelijk worden;
(4) Zet parameter P006 op 001 om de analoge streefwaarde te specifiëren;
(5) Zet parameter P007 op 000 om de digitale input te specifiëren (d.w.z. DIN1(klem 5) in dit geval) en de
toetsen op het bedieningspaneel op te heffen;
(6) Stel de minimum en maximum uitgangsfrequenties in met de parameters P021 en P022;
(7) Zet parameters P081 tot P085 in overeenstemming met de kenplaat van de motor (zie figuur 10); In vele
gevallen, wanneer de fabrieksinstellingen gebruikt zijn, zal de default staorweerstand in P089
overeenkomen met het nominaal vermogen in P085. Indien de karakteristieken van de frequentiesturing
en de motor sterk verschillen, is het aangeraden de statorweerstand van de motor te meten en manueel in
te voeren in P089. De continue Boost ( P078 ) en de start Boost ( P079 ) zijn afhankelijk van de waarde
van de statorweerstand. Een te hoge waarde kan de omvormer doen uitschakelen.
(8) Zet de externe AAN/UIT-schakelaar op AAN. Draai de potentiometer (of regel de analoge stuurspanning)
totdat de gewenste frequentie wordt aangeduid.
© Siemens plc 1997
17
Nederlands
G85139-H1750-U049-A2
12/02/98

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave