❙
Natte of regenachtige omstandigheden
Wegoppervlakken zijn glad wanneer ze nat zijn, en
natte remmen zorgen voor een verminderde
remwerking.
Wees bijzonder voorzichtig bij het remmen onder
natte omstandigheden.
Als de remmen nat worden, rem dan tijdens het rijden
op lage snelheid om ze te laten drogen.
Parkeren
●
Parkeer op een stevige, horizontale ondergrond.
●
Als u op een helling of onverhard terrein moet
parkeren, parkeer de scooter dan zodanig dat deze
niet kan wegrollen of omvallen.
●
Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in contact
kunnen komen met ontvlambare materialen.
●
Raak de motor, geluiddemper, remmen en andere
hete onderdelen niet aan voordat ze zijn afgekoeld.
●
Om de kans op diefstal te verkleinen, moet u altijd
het stuur en de contactschakelaar vergrendelen
(
P. 38) en de Honda SMART Key meenemen als u
2
uw scooter achterlaat. Deactiveer het Honda
SMART Key-systeem indien nodig.
Het gebruik van een antidiefstalalarmsysteem
wordt ook aanbevolen.
❙
Parkeren op de zijstandaard of de middenbok
1. Zet de motor uit.
2. De zijstandaard gebruiken
Klap de zijstandaard omlaag.
Laat de scooter langzaam naar links leunen totdat
het volle gewicht op de zijstandaard steunt.
De middenbok gebruiken
Ga voor het neerklappen van de middenbok aan de
linkerkant van de scooter staan. Houd de
linkerstuurgreep en de handgreep vast. Duw met
uw rechtervoet op het uiteinde van de middenbok
en trek tegelijkertijd omhoog en naar achteren.
P. 33
2
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
13