Controlelampjes
Als één van deze controlelampjes niet gaat branden terwijl dat zou moeten, laat uw dealer dan controleren op problemen.
Richting-
aanwijzer
links
Oliedrukcontrolelampje
Gaat branden als de contactschakelaar op aan wordt gezet.
Gaat uit na het starten van de motor.
Als het controlelampje gaat branden terwijl de
motor draait:
(BLZ.103)
34
Controlelampje grootlicht
Controlelampje neutraalstand
Gaat branden wanneer de versnel-
lingsbak in de neutraalstand staat.
Controlelampje laag brandstofpeil
• Gaat kort branden wanneer de con-
tactschakelaar op aan wordt gezet.
• Gaat branden wanneer er alleen nog
reservebrandstof in de tank aanwezig
is. Reservebrandstof wanneer het
controlelampje laag brandstofpeil
gaat branden: 3,8 L
PGM-FI-storingslampje
(elektronisch geregelde
brandstofinspuiting) (MIL)
Gaat kort branden wanneer de contact-
schakelaar op aan wordt gezet met de mo-
torstopschakelaar in de stand
Gaat branden wanneer de contactscha-
kelaar op aan wordt gezet met de mo-
torstopschakelaar in de stand
Als het controlelampje gaat branden
terwijl de motor draait:
(draaien).
(uit).
(BLZ.103)