18
Reparatie, onderhoud en instellingen door vakpersoneel
18.1
Reminstallatie onderhouden
X
1
1.1
9.1
RP000-433
Rem controleren
De rem bedienen.
ð Wanneer de cilinderslag W=35±5 mm bedraagt, is de instelling correct.
ð Wanneer de cilinderslag W groter dan 40 mm is, moeten de remstangen (3.1, 3.2)
worden verlengd.
Controleren of de wielen bij geloste rem vrij draaien.
ð De wielen moeten ongeremd, zonder aanloopgeluiden, vrij kunnen draaien.
ð Wanneer de wielen niet vrij kunnen worden gedraaid, moeten de remstangen (3.1, 3.2)
worden ingekort.
Voor de hernieuwde inbedrijfstelling van de rem alle veiligheidsvoorzieningen op juiste
werking controleren.
Remstangen instellen
Wanneer de maat W zich niet in het gebied W=35±5 mm bevindt, moeten de remstangen (3.1,
3.2) als volgt worden verlengd.
ü De machine is stopgezet en beveiligd,
ü De dikte van de voering van de remschoenen moet een minimum dikte hebben,
Pagina 311.
ü De remtrommels werden gecontroleerd,
ü Bij alle instellingen moet de compensatiehefboom (5) zowel in het langgat (4) achter als
boven in (6) de houder (7) aanliggen.
De desbetreffende contramoeren (2) of (8) losdraaien.
De desbetreffende remstangen (3.1) of (3.2) zo draaien dat de desbetreffende
remstangen (3.1, 3.2) worden verlengd.
Erop letten altijd de beide remstangen (3.1, 3.2) in de lengte te veranderen. Het is mogelijk
dat de remstangen (3.1, 3.2) verschillend sterk moeten worden verlengd.
312
4
5
6
7
10
2
8
3.1
zie
zie
3.2
Pagina 28.
Pagina 311.
Originele handleiding 150001180_01_nl
3.1 3.2
8
X
2
1.2
9.2
zie
Comprima CV 150 XC Plus