De toegangscode voor deze functies is 98. Vervolgens
wordt de betreffende functiecode gekozen, waarbij het laatste
cijfer aangeeft:
0
= opheffen, uitschakelen van de programmering;
1
= inschakelen van de functie;
2 of hoger = programmeren van een bijzondere uitvoering
van de functie.
Na de functiecode volgt de code (of codes) van de toestellen
waarvoor u de betreffende functie wilt programmeren.
U wilt bijvoorbeeld van de denkbeeldige functie 26 de toe-
wijzing opheffen voor:
één toestel nummer 15 98 260 15 / {
–
–
meerdere toestellen
–
alle toestellen
Voorbeeld
U wilt de toewijzing van de denkbeeldige functie 26 aan de
toestellen 15 en 13 opheffen.
–
Neem de hoorn van
toestel 11 en wacht
op de kiestoon van
de binnenlijn.
–
U kiest de toegangs-
code 98.
–
U kiest de functie-
code 260.
–
U kiest het toestel-
nummer 15.
98 260 15 {
98 260 1? / {
98
260
15
_
;
_
_
13 / {
;
_
.
135