4.2
Toewijzen en opheffen van beveiligde functies aan
een toestel
In deze paragraaf wordt beschreven hoe met de PIN-code
beveiligde functies aan één of meerdere toestellen tegelijk
kunnen worden toegewezen. U kunt dergelijke functies uit-
sluitend vanaf toestel 11 toewijzen.
De toegangscode voor deze functies is 99 en wordt gevolgd
door de PIN-code
functiecode gekozen, waarbij het laatste cijfer aangeeft:
0
1
2 of hoger = toewijzen van een bijzondere uitvoering van
Na de functiecode volgt de code (of codes) van de toestellen
waaraan u de betreffende functie wilt toewijzen:
–
Indien u de functie aan één toestel wilt toewijzen, kiest u
het betreffende toestelnummer en sluit af met het teken /.
–
Indien u de functie aan alle toestellen wilt toewijzen, kiest
u 1? en sluit ook af met het teken /.
–
Indien u de functie aan meer dan één toestel wilt toewij-
zen, kiest u het eerste toestelnummer, wacht op de accep-
tatietoon, kiest u het tweede toestelnummer, enz. en sluit
af met het teken /.
U wilt bijvoorbeeld de denkbeeldige functie 25 toewijzen
(1) aan:
–
één toestel
meerdere toestellen 99
–
–
alle toestellen
. Vervolgens wordt de betreffende
Pin
= opheffen, uitschakelen van de toewijzing;
= toewijzen van de functie;
de functie.
99
99
251 15 / {
Pin
251 15 {
Pin
251 1? / {
Pin
_
;
_
_
13 / {
;
_
.
133