5.
Inschakelen (Scannerherkenning)
Als u de computer en de scanner inschakelt herkent de Plug-and-Play-functie van Windows de scanner en zal het vereiste
stuurprogramma automatisch worden geïnstalleerd.
De aan-/uitschakelaar
De aan/uit-schakelaar bevindt zich links onderaan de
voorzijde van de scanner. Zet de scanner Aan met een druk op
de aan/uit-schakelaar.
(Zie pag. 3-7.)
Druk op de stroomschakelaar om de scanner in te schakelen.
Aan-/uitschakelaar
ATTENTIE
• Als de scanner via een SCSI-kabel op de computer is
aangesloten moet éérst de scanner worden ingeschakeld en
daarna de computer. Als de computer eerst wordt ingeschakeld
wordt de scanner wellicht niet juist door de computer herkend.
• Wacht na het uitschakelen altijd minstens 10 seconden voordat u
weer inschakelt.
• Als de scanner langere tijd niet wordt gebruikt, verwijder dan om
veiligheidsredenen het netsnoer uit het stopcontact.
Scannerherkenning
De scanner wordt herkend als deze voor het eerst op de
computer wordt aangesloten.
1.
Zorg ervoor dat de computer en scanner juist op
elkaar zijn aangesloten.
2.
Schakel de scanner in.
3.
Schakel de computer in.
4.
Meld u aan bij Windows met rechten als beheerder.
5.
Windows herkent de scanner automatisch en voert
de installatie uit.
• Windows 2000
• Windows XP
• Windows Vista
2-9
Hoofdstuk 2 Installatie