13 Installatie van de leidingen
13
Installatie van de leidingen
13.1
Koelmiddelleiding voorbereiden
13.1.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
VOORZICHTIG
De
leidingen
MOETEN
beschreven in
"13 Installatie van de
Alleen
mechanische
+flareverbindingen) die conform de nieuwste versie van
ISO14903 zijn, kunnen worden gebruikt.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde,
naadloze
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Gebruik de volgende leidingdiameters voor leidingaansluitingen van
de binnenunit:
Buitendiameter leiding (mm)
Vloeistofleiding
Ø9,5
Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad
(Ø)
9,5 mm (3/8")
Gegloeid (O)
19,1 mm (3/4")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de
unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
13.1.2
Isolatie van de koelmiddelleidingen
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter
Binnendiameter
leiding (Ø
)
isolatie (Ø
p
9,5 mm (3/8")
10~14 mm
19,1 mm (3/4")
20~24 mm
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
18
worden
geïnstalleerd
zoals
leidingen" [ 4 18].
verbindingen
(bv.
braseren
koperen
leidingen
voor
Gasleiding
Ø19,1
(a)
Dikte (t)
Ø
≥0,8 mm
t
Isolatiedikte (t)
)
i
≥13 mm
≥13 mm
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid
meer dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm
dik zijn om condensatie op het oppervlak van de isolatie te
voorkomen.
13.2
Koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
INFORMATIE
▪ Voor vloeistofleidingen, gebruik een flareverbinding.
▪ Voor gasleidingen, gebruik de bijgeleverde leiding
(accessoire) en bevestig ze met zeskantbouten en
veerrringen (accessoire).
13.2.1
Koelmiddelleiding op de binnenunit
aansluiten
VOORZICHTIG
Installeer koelmiddelleidingen of componenten zo dat ze
niet worden blootgesteld aan stoffen die componenten met
koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de componenten
gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is
tegen corrosie of beschermd is tegen corrosie.
WAARSCHUWING:
MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
1 Sluit de vloeistofleiding met flareverbindingen aan op de unit.
b
a
c
d
a
Lokale leiding
b
Flaremoer (bevestigd op de unit)
c
Aansluiting koelmiddelleiding (bevestigd op de unit)
d
Binnenunit
2 Sluit
de
gasleiding
aan
(accessoire). Bevestig ze op de unit met zeskantbouten
(M10×40) (accessoire) en veerringen (accessoire). Breng een
afdichting aan (op de bijgeleverde leiding) tussen de
aansluiting.
a
b
c
d
e
a
Lokale leiding
b
Zeskantbout (M10×40)
c
Veerring (accessoire)
d
Bijgeleverde leiding
e
Afdichting (op de bijgeleverde leiding)
f
Binnenunit
OPMERKING
▪ Braseer de bijgeleverde leiding (accessoire) aan de
lokale koelmiddelleiding (lokaal te voorzien) alvorens
de bijgeleverde leiding aan de unit te bevestigen.
▪ Soldeer de koelmiddelleiding NIET rechtstreeks op de
binnenunit.
VOORZICHTIG
Hergebruik GEEN afdichting (op de bijgeleverde leiding).
Gebruik altijd nieuwe afdichting om koelmiddelgaslekken te
voorkomen.
3 Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
MATIG
ONTVLAMBAAR
met
de
bijgeleverde
leiding
f
FXMA-A
VRV-systeemairconditioner
3P688304-1 – 2022.03