Pagina 1
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud Eenheid monoblok-rooftop R-32 Rooftop-serie - Basis-, 2-, 3- en 4-demperversies Made-To-Stock-modellen UATYA-BBAY1 UATYA-BBC2Y1 UATYA-BBC3Y1 Made-To-Order-modellen BASEREN Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud Nederlands Eenheid monoblok-rooftop...
Inhoudsopgave Introductie Conformiteit Beschrijving 1.2.1 Symbolen 1.2.2 Etiketten Veiligheid Algemene waarschuwingen 2.1.1 Afvoer van de veiligheidskleppen 2.1.2 Noodstop Fundamentele regels 2.2.1 Gebruiksbeperkingen - Minimale ruimte met airconditioning en maximale lading van koelmiddel 2.2.2 Koelmiddel lekdetector 2.2.3 Waterdebiet naar de warmtewisselaars 2.2.4 Watersamenstelling 2.2.5...
Pagina 4
4.8.4 Tijdsintervallen instellen 4.8.5 Taalinstelling 4.8.6 Wijziging van tijd en datum Elektrisch schema Installatie Afmetingen en gewicht Plaats van installatie Montage 5.3.1 Externe plaatsing 5.3.2 Montage regenwerende kap 5.3.3 Antitrilelementen 5.3.4 Geluidsdemping 5.3.5 Minimum afstanden Hydraulische aansluitingen 5.4.1 Aansluiting warmwaterbatterij 5.4.2 Condensafvoer van de interne luchtbatterij 5.4.3...
Pagina 5
Buitendienststelling Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen Vertaling van originele instructies UATYA Packaged Rooftop 4P645202-1...
Pagina 6
DANK U Wij bedanken u voor de keuze van een van onze producten. Dit product is de vrucht van jarenlange ervaring en accuraat ontwerp en is gebouwd met de beste materialen en geavanceerde technologieën. De verklaring of het certificaat van overeenstemming garandeert bovendien dat de apparaten voldoen aan de eisen van de Europese Machinerichtlijn op het gebied van de veiligheid.
INTRODUCTIE 1.1 Conformiteit Zie voor de referentienormen en -richtlijnen de verklaring van overeenstemming die integraal onderdeel uitmaakt van de handleiding. 1.2 Beschrijving 1.2.1 Symbolen Hierna volgt de beschrijving van de voornaamste symbolen die in deze handleiding staan, alsmede op de etiketten die op de eenheid aangebracht zijn.
1.2.2 Etiketten Raadpleeg het technisch dossier voor de bouwkenmerken, beschikbare modellen en de technische gegevens. Het model, het serienummer, de kenmerken, de voedingsspanning, enz. staan op de etiketten die op de eenheid aangebracht zijn (de volgende afbeeldingen dienen als voorbeeld). De fabrikant voert een beleid van continue ontwikkeling en behoudt zich in deze optiek het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen op de documentatie en de eenheden aan te brengen.
VEILIGHEID 2.1 Algemene waarschuwingen Toegang tot de zone rondom de eenheid moet belemmerd worden door een speciale bescherming als het zich onbeschermde gebieden bevindt en toegankelijk is voor onbevoegden. De operator van de apparatuur is verantwoordelijk voor de naleving van de plichten die voortkomen uit de normen. De operator van de apparatuur is degene die de daadwerkelijke controle over de technische werking heeft en vrij toegang heeft, wat de mogelijkheid biedt toezicht te houden op de onderdelen en de werking daarvan, alsmede om toegang aan anderen te verlenen.
In de eenheid die condensatoren en/of inverters bevat, kunnen enkele onderdelen enkele minuten onder spanning blijven, zelfs nadat de hoofdschakelaar geopend is. Wacht 10 minuten voordat u de elektrische onderdelen van de eenheid bereikt. De circuits die door externe bronnen gevoed worden (tot stand gebracht met oranje draad), kunnen ook onder spanning staan nadat de elektrische voeding naar de eenheid weggenomen is.
2.2 Fundamentele regels Alle eenheden zijn ontworpen en gebouwd in overeenstemming met de richtlijn 2014/68/EU van het Europese Parlement en van de Raad, van 15 mei 2014, voor de aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten op het gebied van drukapparatuur. Om maximale veiligheid te garanderen om mogelijke risico's te vermijden, dient men zich aan de volgende bepalingen te houden: - dit product bevat onder druk staande recipiënten, onder druk staande onderdelen, bewegende mechanische...
Pagina 12
De eenheden behoren niet tot het toepassingsveld van Richtlijn 2014/34/EU van het Europese Parlement en van de Raad, van 26 februari 2014, inzake de aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten met betrekking tot de apparaten en de systemen die bestemd zijn om gebruikt te worden in een potentieel explosieve atmosfeer.
2.2.1 Gebruiksbeperkingen - Minimale ruimte met airconditioning en maximale lading van koelmiddel Clausule GG.9 van bijlage GG van IEC 60335-2-40:2018 (Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen - Veiligheid - Deel 2-40: Bijzondere eisen voor elektrische warmtepompen, airconditioners en ontvochtigers) definieert de maximaal toegestane laadniveaus afhankelijk van de oppervlakte van de geklimatiseerde omgeving en de ventilatie-eisen voor het gebruik van A2L-koelmiddelen in het geval van eenheden voorzien van kanalen.
Pagina 14
De eenheid is uitgerust met een lekdetectiesysteem voor koelmiddelfen volgens bijlage LL van IEC 60335-2-40:2018, waarvan de plaatsing is geverifieerd volgens bijlage MM van IEC 60335-2-40:2018. In het geval dat het lekdetectiesysteem van de koelmiddel een lek detecteert, gaat de eenheid over tot: •...
2.2.2 Koelmiddel lekdetector Dit apparaat is uitgerust met een detector van het koelgas. Om de detector effectief te laten werken, moet het apparaat na de installatie altijd elektrisch worden gevoed, behalve voor onderhoudswerkzaamheden. De lekdetector van koelvloeistof wordt in de eenheid geïnstalleerd tussen de interne luchtbatterij en de toevoerluchtventilator(en).
2.2.3 Waterdebiet naar de warmtewisselaars Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat het waterdebiet in bedrijf niet meer dan 1,5 keer en niet minder dan 0,5 keer het nominale debiet van de eenheid dat in de technische handleiding is aangegeven, bedraagt. Raadpleeg in ieder geval de specifieke Technische Handleiding voor de toegestane condities van de watertoevoer en -afvoer van de warmtewisselaars.
2.2.5 Waarschuwingen voor brandbare koelmiddelen De installatie van units met licht ontvlambare koelmiddelen (A2L), zoals R32, moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de Europese normen en voorschriften en lokale regelgeving, indien van toepassing. De volgende informatie wordt gegeven in overeenstemming met IEC 60335-2-40:2018 en de bijlagen (hierna "de bijlage"...
Pagina 18
Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan systemen die brandbare koelmiddelen bevatten, moeten er op de locatie bepaalde veiligheidscontroles worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het risico van ontbranding tot een minimum wordt beperkt. Voor de reparatie van airconditioningsystemen moeten de DD.4.3 tot en met DD.4.7 worden voltooid voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd.
Pagina 19
(Bijlage DD.4.8) Geventileerde ruimte Zorg ervoor dat de ruimte waar de bewerking wordt uitgevoerd open is of goed geventileerd wordt voordat er onderdelen van het systeem worden doorgesneden of "hete” werkzaamheden worden uitgevoerd. Een bepaalde ventilatiesnelheid moet continu worden gehandhaafd gedurende de gehele periode dat de werkzaamheden worden uitgevoerd.
Pagina 20
(Bijlage DD.5.2) Er moet in het bijzonder op worden gelet dat bij werkzaamheden aan elektrische componenten de behuizing ervan niet zodanig wordt gewijzigd dat het beschermingsniveau in het gedrang komt. Dit omvat kabelschade, een te groot aantal aansluitingen, klemmen die niet volgens de originele specificaties zijn gemaakt, verkeerd gemonteerde kabelwartels, enz.
Pagina 21
(Bijlage DD.9) Verwijdering en evacuatie Wanneer het koelmiddelcircuit wordt geopend voor reparaties - of voor een ander doel - moeten conventionele procedures worden gebruikt. Voor ontvlambare koelmiddelen is het echter belangrijk om de beste praktijken te volgen, aangezien er rekening moet worden gehouden met de ontvlambaarheid. De volgende procedure moet worden gevolgd: •...
Pagina 22
d) Pump-down het systeem, indien mogelijk. e) Als er geen vacuüm mogelijk is, moet er een spruitstuk worden gemaakt om het koelmiddel uit de verschillende delen van het systeem te verwijderen. f) Zorg ervoor dat de container op de balans wordt geplaatst voordat hij wordt gerecupereerd. g) Start het apparaat voor herstel en gebruik het volgens de instructies.
2.3 Geluid De start van de eenheid, met de activering van diens onderdelen, gaat gepaard met een geluid waarvan de intensiteit varieert al naargelang de graad van werking. De correcte keuze van de plaats en de correcte installatie vermijden dat de eenheid hinderlijke geluiden maakt als gevolg van resonantie, weerkaatsing en trillingen.
2.5 Veiligheidsinformatie over de koelvloeistof Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die opgenomen zijn in het protocol van Kyoto. Laat deze gassen niet vrij in de atmosfeer. Type koelmiddel: R32. GWP-waarde: 677. Gebaseerd op "IPCC Fifth Assessment Report". GWP is het aardopwarmingsvermogen. De hoeveelheid koelvloeistof wordt aangeduid op het gegevensetiket van de eenheid.
ONTVANGST VAN HET PRODUCT EN OPSLAG 3.1 Ontvangst Op het moment van ontvangst moet de intacte staat gecontroleerd worden uitgaande van het feit dat de eenheid de fabriek in perfecte staat verlaten heeft. De eventuele schade moet onmiddellijk gemeld worden bij de vervoerder en genoteerd worden op de leveringsbon, voordat ondertekening voor levering plaatsvindt.
3.3 Verplaatsing Controleer vóór iedere verplaatsing van de eenheid of de hefcapaciteit van de gebruikte machines compatibel is met het gewicht van de eenheid. De verplaatsing moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel dat op passende wijze daarvoor toegerust is. Controleer bij alle hefwerkzaamheden of de eenheid stevig verankerd is om accidenteel kantelen of vallen te voorkomen.
Pagina 27
Gebruik alle beugels van de eenheid voor het heffen. Afb. 3 Heffen met hefbanden Om te vermijden dat de hefbanden in aanraking met de eenheid komen, moeten geschikte beschermingen op de bovenste randen/hoeken aangebracht worden. Het is verplicht een juk te gebruiken die afgesteld is op de breedte van de eenheid, ter garantie van de stabiliteit tijdens het heffen Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen Vertaling van originele instructies...
BESCHRIJVING PRODUCT 4.1 Beoogd gebruik Deze eenheden zijn bestemd voor de koeling en de verwarming van de lucht, ze worden doorgaans gebruikt in toepassingen voor de airconditioning. Het betreft autonome airconditioners met hoge efficiëntie, voor gebruik in zowel de zomer als de winter, die de volledige luchtvochtigheidsbehandeling van de lucht mogelijk maken en de terugwinning van de verspreide warmte voor vernieuwing.
4.3 Controle- en veiligheidsvoorzieningen De eenheid wordt geheel beheerd door een elektronische controle met microprocessor die door de diverse, geïnstalleerde temperatuur- en druksensoren de werking ervan binnen de veiligheidslimieten handhaaft. Alle parameters die verband houden met de controle van de eenheid staan in de "Bedieningshandleiding" die integraal deel uitmaakt van de documentatie van de eenheid.
4.7 Gasvermogenscircuit 4.7.1 Ventilatoren interne lucht Afhankelijk van de configuraties kunnen er in de eenheden alleen de uitblaasventilatoren zijn of ook de retourventilatoren. De ventilatoren zijn radiaal met omgekeerde bladen, met motor met externe rotor die direct op de waaier aangesloten De radiale ventilatoren worden "EC"...
4.7.3 Sensor filters vuil De controle van het verstoppingsniveau van het luchtfilter vindt plaats door middel van een differentieeldrukschakelaar die de drukval stroomopwaarts en stroomafwaarts het filter meet. De controle zal via het alarm op het display de noodzaak signaleren om het filter te vervangen of te reinigen. De machine zal hoe dan ook doorgaan met werken.
4.8 Bedieningspaneel Het apparaat wordt volledig beheerd door een elektronisch systeem met microprocessor, met als interface een touch screen display. Via het display is het mogelijk om toegang te krijgen tot alle functies van de eenheid, bijv. het weergeven van de bedrijfsparameters, het instellen van de parameters, het beheer en de analyse van mogelijke problemen.
4.8.3 Setpoints wijzigen Op het hoofdmasker door middel van het pictogram "Menu" en ga naar het hoofdmenu. Selecteer in het submenu "Setpoint" de functie waarvoor u het setpoint wilt wijzigen. Scroll indien nodig door de parameters totdat de setpoint-parameter verschijnt. Selecteer de setpoint-parameter om het toetsenbordje te activeren.
INSTALLATIE Op het moment van installatie, of wanneer men moet ingrijpen op de eenheid, dient men zich strikt aan de instructies te houden die in deze handleiding staan, de aanwijzingen in acht te nemen die op de eenheid aangebracht zijn en in elk geval alle nodige voorzorgsmaatregelen treffen.
De eenheid moet worden geïnstalleerd in een ruimte waar geen koudemiddel kan wegstromen naar gebouwen of waar geen schade aan mensen of eigendommen kan worden toegebracht. Ook mag het koelmiddel in geval van een lek niet naar binnenkomende verse lucht, deuren of soortgelijke openingen stromen en mag het zich niet onder het vloerniveau in afvoerkanalen ophopen.
5.3.2 Montage regenwerende kap Op de opening van de luchtdoorgang wordt een regenbescherming gemonteerd. De bescherming bestaat uit een kap; het aantal elementen waaruit de bescherming bestaat, is afhankelijk van de grootte van de luchtdoorgang. De bescherming wordt geleverd in een aparte kit om door de installateur gemonteerd te worden. Naast de kap bevat de kit een beschermnet en de zelfperforerende schroeven voor de bevestiging.
5.3.4 Geluidsdemping De eenheden zijn ontworpen en gefabriceerd met bijzondere aandacht voor de beheersing van de geluidsemissie tijdens het gebruik. Naast de standaardversies zijn er versies met een compressorcompartiment dat bekleed is met geluiddempend materiaal voor een lagere geluidsemissie. De juiste installatie, zowel voor de plaats als voor de componenten, zoals vermeld in het betreffende hoofdstuk, vermijdt resonanties, reflecties en trillingen die bijzonder vervelend kunnen zijn.
5.4 Hydraulische aansluitingen Als de onderdelen van het apparaat een hydraulische aansluiting door de installateur nodig hebben, is het verplicht om een metaalgaasfilter met een maaswijdte van niet meer dan 1 mm op de inlaatleidingen te installeren. In geval van afwezigheid vervalt de garantie onmiddellijk. 5.4.1 Aansluiting warmwaterbatterij Het gebruik van kalkhoudend water of water met hoog kalkgehalte kan leiden tot een snelle...
Afb. 8 Condensaatafvoersifon De condensafvoerleiding mag nooit aangesloten zijn op afvoeren van zwart of wit water maar alleen op regenpijpen, om de eventuele aanzuiging van onwelriekende gassen te voorkomen. 5.4.3 Condensafvoer van de externe luchtbatterij Het condensopvangbakje heeft een mannelijke draadbuis R 1" die voor de aansluiting dient. Afb.
5.5 Elektrische aansluitingen Alle handelingen van elektrische aard moeten uitgevoerd worden door personeel dat over wettelijke vereisten beschikt, opgeleid en op de hoogte is van de risico's die aan deze activiteiten zijn verbonden. De dimensionering en de kenmerken van de elektrische leidingen en de relatieve componenten moeten worden bepaald door personeel dat bevoegd is om elektrische systemen te ontwerpen, volgens de internationale en nationale voorschriften van de plaats van installatie van de eenheden, die voldoen aan de voorschriften die van kracht zijn op het moment van installatie.
Pagina 41
Gebruik voor de bevestiging van de voedingskabel de bevestigingssystemen van de vermogenskabels die bestand zijn tegen trek- en draaikrachten. Het gewicht van de kabels mag niet op het elektrische aansluitingssysteem rusten. De doorsnede van de kabel en de beveiligingen van de leiding moeten conform de aanduidingen van het elektrische schema zijn.
5.6 Gasaansluitingen De dimensionering van de kanaliseringen moet op passende wijze uitgevoerd worden om geen geconcentreerde en/of verdeelde drukvalverliezen te veroorzaken die een vermindering van de behandelde luchtstroom ten opzichte van de ontwerpstroom zouden kunnen veroorzaken. De drukvalverliezen in de kanaliseringen mogen de bruikbare opvoerhoogte van de ventilatoren niet overschrijden (raadpleeg voor bijzondere toepassingen ons Technisch Kantoor).
Als de stroom naar beneden is, moet het paneel aan de onderkant van de eenheid verwijderd worden Afb. 15 Omlaag gerichte aansluiting 5.6.2 Aansluiting van de kanalen De correcte installatie van de kanalen moet aan de volgende aanbevelingen voldoen: - de afmetingen van de kanalisering moeten minstens gelijk zijn aan de uitblaas- en retourmondstukken die op de eenheid aanwezig zijn.
INDIENSTSTELLING 6.1 Handelingen vooraf De inwerkingstelling van de eenheid mag alleen uitgevoerd worden door gekwalificeerd en door de fabrikant geautoriseerd personeel. Alle eenheden zijn van tevoren gevuld met koelgas en het koelgascircuit staat dus onder druk. De eenheid bevat A2L licht ontvlambaar koelgas. Controleer: - of de elektrische aansluiting correct uitgevoerd is en alle klemmen correct vastgezet zijn;...
6.2 Eerste inwerkingstelling 6.2.1 Controles vooraf Om te kunnen werken moet externe toestemming van de eenheid gesloten zijn. Raadpleeg het elektrische schema dat bij de eenheid geleverd is voor de aansluiting van de externe toestemming. Als deze aansluiting wegens installatievereisten niet nodig is, moet de externe toestemming worden kortgesloten. In het klemmenblok is hiervoor een stuk draad voorzien.
6.3 IJking veiligheidsonderdelen Iedere ingreep op de eenheid moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd en geautoriseerd personeel. Verkeerde ijkwaarden kunnen de eenheid en ook mensen ernstige schade berokkenen. De apparaten voor controle en veiligheid zijn geijkt en getest in de fabriek voordat de eenheid verzonden werd. Toch is het na de inwerkingstelling van de eenheid nodig de controle van de veiligheidsvoorzieningen uit te voeren (alleen de drukschakelaars voor hoge druk).
6.5 Alarmen en storingen Eventuele storingen hebben tot gevolg dat de beschermingen en beveiligingen van de eenheid in werking treden voordat ernstige defecten optreden. Alle "waarschuwingen" en "alarmen" zijn in het geheugen van de controle geregistreerd en worden op het display van de eenheid weergegeven.
Pagina 48
SYMPTOOM WAARSCHIJNLIJKE OORZAAK MOGELIJKE OPLOSSING Als het niet mogelijk is op de afstelling van de pomp in te grijpen, Werking van de installatiepomp sluit dan gedeeltelijk de uitblaaso buiten de curve met overmatig nderbrekingsvoorziening van de waterdebiet. Afwijkende geluiden op de eenheid, tot het nominale debiet hydraulische leidingen.
6.6 Tijdelijke stilstand Met tijdelijk wordt een stilstand van de eenheid van enkele dagen bedoeld. De stilstand van de eenheid moet plaatsvinden met gebruik van het controledisplay, de externe toestemming, of serieel, indien beoogd. Tijdens de tijdelijke stilstand moet de eenheid correct elektrisch gevoed worden. Door de tijdelijke stilstand op deze wijze uit te voeren, wordt voor het opnieuw starten van de eenheid geen enkele ingreep vereist, naast het op "ON"...
ONDERHOUD Alle handelingen die voor onderhoudsdoeleinden aan de eenheid moeten worden uitgevoerd, moeten geautoriseerd en gekwalificeerd zijn in overeenstemming met bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018, lokale regelgeving en, binnen Europa, EN378-4 en EN13313. Zie met name bijlage E van EN378-4. De eenheid voorzien van A2L licht ontvlambaar koelgas;...
7.2 Externe reiniging Het onderdeel van de eenheid dat de meeste zorg nodig heeft, is de vinnenpakketwarmtewisselaar . Het is noodzakelijk deze schoon te houden en vrij van vuil en/of aanslag die de luchtstroom kan tegenhouden of belemmeren. Een regelmatige reiniging van het oppervlak van de batterij is essentieel voor de correcte werking van de eenheid naast het feit dat de werkzame levensduur van de warmtewisselaar en van de eenheid verlengd worden.
7.2.2 Reiniging van de installatieplaats Houd de installatielocatie van het apparaat netjes en schoon om een veilige toegang tot de onderdelen mogelijk te maken. Vermijd met name de ophoping van bladeren, vuil in de omgeving van het apparaat of de afzetting van materialen die onaangename geuren of irriterende stoffen kunnen afgeven die door de frisse lucht in het milieu kunnen vrijkomen.
7.4 Periodieke controles Voer de periodieke controles uit om de correcte werking van de eenheid te controleren: AANBEVOLEN HANDELING INTERVAL Controleer de werking van alle controle- en veiligheidsapparaten zoals eerder beschreven Maandelijks werd Controleer of de elektrische klemmen zowel in het elektrische schakelbord als op de klemmenstroken van de compressoren, aangehaald zijn.
7.5 Buitengewoon onderhoud Na het correcte starten en bijbehorende controles vereisen de eenheden doorgaans geen enkele ingreep van de assistentiedienst voor de controle van de koelgasvulling. 7.5.1 Speciale ingrepen Bij het gebruik van de eenheid kunnen zich speciale situaties voordien die onmiddellijk ingrijpen vereisen. Ook in noodgevallen moeten ingrepen aan de eenheid veilig en door geautoriseerd en gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd in overeenstemming met bijlage HH van IEC 60335-2-40:2018, lokale voorschriften en, binnen Europa, EN378-4 en EN13313...
BUITENDIENSTSTELLING Met betrekking tot de Europese richtlijn voor afvalbeheer informeren wij u dat: - De eigenaar van de elektrische en elektronische apparatuur (EEA) is verplicht om het niet als gemengd stedelijk afval weg te gooien, maar door middel van gescheiden inzameling door openbare of particuliere inzamelingssystemen volgens de plaatselijke voorschriften;...