Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissie-
kabel van elkaar gescheiden blijven.
Houd rekening met de polariteit van de transmissie-
kabel.
Zorg ervoor dat de transmissieleiding is vastgeklemd
zoals afgebeeld in
Ga na of de kabelleidingen de koelleidingen niet
raken.
Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet
loskomen.
Bescherm de kabels met plastic buizen e.d. om te
voorkomen dat de rand van de uitbreekopening in de
kabels snijdt wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
8.8.
Lokale kabelaansluitingen: voedingsbedrading
Klem het stroomsnoer vast op de plastic beugel met behulp van
lokaal te voorziene klemmen.
De groen en geel gestreepte en opgewikkelde draden dienen voor de
aarding.
(Zie afbeelding 19)
1
Voeding (380~415 V, 3 N~50 Hz)
2
Aardlekschakelaar
3
Zekering
4
Aardingsdraad
5
Voedingsklemmenstrook
6
Sluit elke stroomdraad aan
RED op L1, WHT op L2, BLK op L3 en BLU op N
7
Aardingsdraad (GRN/YLW)
8
Klem de stroomdraad op de plastic beugel met een lokaal te
voorzien klem om te voorkomen dat er externe krachten op de
klem worden uitgeoefend.
9
Klem (lokale levering)
10
Sluitring
11
Draai de aardingsdraad rond de klem wanneer u hem aansluit.
Voorzie een afstand van 50 mm of meer van de
stroomdraden van de compressor. Anders kunnen
andere units die op dezelfde aarding zijn aangesloten
slecht werken.
Bij het aansluiten van het voedingssnoer moet de
aarding vóór de stroomvoerende draden worden
aangesloten. Bij het losmaken van het voedingssnoer
moeten stroomvoerende draden vóór de aarding
worden losgemaakt. De lengte van de geleiders
tussen de verankering van het voedingssnoer en het
klemmenblok moet zodanig zijn dat de stroom-
voerende geleiders vóór de aardingsgeleider strak
zitten als het voedingssnoer wordt losgetrokken van
de verankering.
REMQ8P9 + REMQ10~16P8 + REMHQ12P8Y1B
VRVIII-systeem airconditioner
4PW48463-1
afbeelding
20.
Voorzorgsmaatregelen
stroomdraden
Sluit geen draden van een verschillende dikten aan
op dezelfde voedingsklemmenstrook. (Loszittende
stroomdraden
veroorzaken.)
Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte
te werk als volgt.
Gebruik voor bedrading de aangegeven stroomdraad
en sluit stevig aan; maak dan vast om druk van
buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt
degelijk vastzetten onmogelijk.
Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Zie de onderstaande tabel voor het aanhaalkoppel
van de klemschroeven.
Aanhaalkoppel (N•m)
M8 (voedingsklemmenstrook)
M8 (aarding)
Aanbevelingen bij het aansluiten van de aarding
Leg de aardingsdraad, wanneer u hem naar buiten trekt,
zodanig dat hij door de uitsparing van de sluitring loopt.
(Een slechte aardaansluiting kan resulteren in een
slechtwerkende aarding).
8.9.
Bedradingsvoorbeeld voor bedrading in de unit
Raadpleeg
afbeelding
22.
1
Voedingsbedrading
2
Bedrading tussen units
3
Klem vast op de elektriciteitskast met behulp van lokaal te
voorziene klemmen.
4
Wanneer de stroom-/aardingsdraden langs de rechterzijde
worden naar buiten gevoerd:
5
Bij het aanleggen van het afstandsbedieningssnoer en de
bedrading tussen de units, moet een afstand van 50 mm of meer
van de stroomdraden worden in acht genomen. Zorg ervoor dat
de stroomdraden geen verwarmde delen raken (
6
Klem vast tegen de achterkant van de kolomsteun met lokaal te
voorziene klemmen.
7
Wanneer de bedrading tussen de units via de leidingsopening of
via de voorkant wordt naar buiten gevoerd:
8
Wanneer de stroom-/aardingsdraden van de voorkant naar
buiten worden gevoerd:
9
Wanneer de stroom-/aardingsdraden langs de linkerzijde naar
buiten worden gevoerd:
10
Aardingsdraad
11
Let er bij het bedradingswerk op dat u de akoestische isolatoren
niet van de compressor losmaakt.
12
Voeding
13
Zekering
14
Aardlekschakelaar
15
Aardingsdraad
Voer de aardingsbedrading zodanig uit dat zij niet in
contact komt met de compressorbedrading. Als zij toch
met elkaar in contact komen, kan dit een nadelige invloed
hebben op andere toestellen.
bij
het
installeren
kunnen
abnormale
warmte
5,5~7,3
(Zie afbeelding 19)
).
Montagehandleiding
van
16