9. Opsporen van storingen
Waarschuwing
Verwijder de zekering, haal de stekker uit
het stopcontact of schakel de voe-
dingspanning uit.
Zorg dat de voedingspanning niet per
ongeluk kan worden ingeschakeld.
Er mogen geen onderdelen meer draaien.
Het product mag alleen worden geserviced
door getraind servicepersoneel.
Zie ook paragraaf
7.3
Service-instructies.
Storing
1.
De motor schakelt niet
in wanneer het niveau
in de tank het inscha-
kelniveau bereikt.
2.
Motor bromt maar
draait niet.
3.
Motor draait continu of
met onregelmatige tus-
senpozen.
4.
Motor draait maar
levert geen water.
5.
De opvoerinstallatie
werkt langzaam.
6.
Ratelend geluid in de
opvoerinstallatie, maar
water wordt verpompt.
7.
Stank vanuit de tank.
6
Oorzaak
a)
Geen voedingspanning.
b)
Zekering is doorgebrand.
Als nieuwe zekeringen direct
weer doorbranden, is de kabel
of de motor defect.
c)
Waaier zit vast. Thermische
schakelaar heeft het systeem
uitgeschakeld.
d)
Drukschakelaar zit vast.
a)
Waaier zit vast.
b)
Motor of condensator is defect.
a)
Water lekt van de inlaat naar
de tank.
b)
Water lekt vanuit de persleiding
terug naar de tank.
c)
Drukschakelaar defect.
a)
Pomp of tank is geblokkeerd.
b)
Luchtinsluiting in de pomp, of
geblokkeerde ontluchtingsope-
ning in het pomphuis.
c)
Persopening of -leiding geblok-
keerd.
a)
De persleiding is te lang of
heeft te veel bochten.
b)
Het pomphuis lekt.
c)
Geblokkeerde hydraulica.
a)
Vreemd voorwerp raakt de
waaier.
a)
Koolfilter is vervuild.
Oplossing
Herstel de voedingspanning.
Vervang de zekering.
Meet de kabel en de motor door. Als de
kabel of de motor defect is, vervang dan
de defecte onderdelen.
Maak de waaier vrij, en wacht tot de
motor is afgekoeld en de thermische
schakelaar is gereset.
Reinig de drukschakelaar en maak deze
vrij.
Maak de waaier vrij en controleer dat
deze vrij kan draaien.
Vervang de motor of de condensator.
Controleer op lekkende toepassingen.
Controleer de terugslagklep.
Vervang de drukschakelaar.
Verwijder de blokkade.
Controleer de werking van het ontluch-
tingsventiel in de tank.
Controleer dat het koolfilter niet nat is.
Controleer dat de ontluchtingsopening
in het pomphuis niet geblokkeerd is.
Verwijder de blokkade.
Controleer de terugslagklep.
Vergroot de diameter van de persleiding
(max. 32 mm).
Verander het leidingwerk om het aantal
bochten te verminderen.
Werk scherpe bochten om tot flauwe
bochten.
Vervang het pomphuis
(service-onderdeel).
Controleer dat de motoras vrij kan
draaien. Verwijder de motorflens om de
waaier te reinigen.
Verwijder het vreemde voorwerp.
Vervang het koolfilter.